United States or Oman ? Vote for the TOP Country of the Week !


WAARD. Hoe zoo? is het instrument valsch besnaard? JULIA. Dat niet, maar hij speelt zoo valsch, dat hij de snaren van mijn hart pijn doet. WAARD. Gij zijt fijn van gehoor. JULIA. O, ik wilde, dat ik doof was, want dit doet mijn hart zoo bonzen. WAARD. Ik merk het wel, gij houdt niet van muziek. JULIA. Volstrekt niet, als zij zoo snerpend is. WAARD. Hoor, welk een mooie overgang in die muziek! 68

«Val hem niet aan, edele ridderfluisterde Julia; hij draagt een maliënkolder , waardoor geen zwaard dringen kan. «Nu danhernam Gilbert, «ik zal hem van den top der rots in de rivier storten.» «Dat is onmogelijkjammerde Julia, «de reus is zoo zwaar, dat honderd armen hem niet naar beneden kunnen werpen.» «Wel» sprak de ridder, «vlucht met mij, ik zal u in veiligheid brengen

Ik zag het, omdat de pijp zelf mij trof een wondere pijp, geheel met kleur-ornamenten beladen, zoo miniatuur-fijn als nog nimmer mij verfversiersels onder de oogen kwamen. Onderaan den breeden pijpbuik kon ik, na eenige aarzeling het woord "Julia" lezen. Het verbaasde mij zeer. Brandde in dat zeldzame dikzaklijf waarlijk de vereering voor eene geliefde vrouw?

Een dier, dat wij allen goed kennen." "Nu zie ik het," riep Leni. "Julia! Kijk, ze zit recht-op. Dat is haar kop. Zie je haar oortjes?" "Nu zie ik het ook," riep Nel opgetogen. "Waar is haar staart, haar mooie dikke staart?" "Die houdt ze vast, ze staat er met haar voorpootjes op." "Och, kijk die oortjes toch, hoe sprekend. Dag, oude, lekkere, natte poesekop," zei Leni. "O, waar is de snor?

De zaak is deze: don Fernand is verliefd op mijn zuster Julia, die hij bij toeval in Toledo heeft gezien, waar wij gewoonlijk wonen. Het is drie maanden geleden, dat hij haar hand heeft gevraagd aan mijn vader, graaf de Polan. Maar deze weigerde, omdat er een oude veete tusschen onze geslachten bestaat.

Uit denzelfden tijd, misschien van iets vroeger, dagteekent de Midzomernachtdroom; hoe het zij, ongetwijfeld liggen beide stukken, wat den tijd betreft, niet verre uit elkander; de beschrijving van koningin Mab door Mercutio, in het vierde tooneel van het eerste bedrijf van "Romeo en Julia" toont aan, hoe toen de elfenwereld den dichter voor den geest zweefde.

Om de illusie volkomen te maken, zal ik probeeren een min te krijgen en die ter beschikking van mijn geliefde stellen; en ik hoop, dat de kalender zoo goedgunstig zal zijn om mij nu en dan, wanneer ik het balcon van mijn Julia beklim, wat maneschijn te verleenen. Wat zeg je van mijn plan, philosoof?"

Ik vrees, het zal mij zeer in opspraak brengen. LUCETTA. Als gij dit ducht, blijf dan te huis, ga niet. JULIA. Neen, neen, dat wil ik niet. LUCETTA. Laat dan de wereld praten en ga heen. Roemt Proteus uwe reis, wanneer gij komt, Dan lake u hier wie wil, wanneer gij weg zijt, Ik vrees slechts, dat gij hem niet welkom zijt.

LUCETTA. Mejonkvrouw, Het eten is gereed, uw vader wacht. JULIA. Goed, gaan wij dan. LUCETTA. Wat! mogen hier die snippers blijven klappen? JULIA. Houdt gij ze in eere, goed, neem ze op en meê. LUCETTA. Zoo goed naamt gij 't niet op, toen ik ze u meebracht. Toch raap ik ze op; zij mochten koude vatten. JULIA. Ik zie recht goed, dat gij ze diep vereert.

Te midden van velerlei beslommeringen bracht hij Othello, Macbeth, De Storm en gedeeltelijk ook Romeo en Julia op voortreffelijke wijze in het Nederlandsch over en hield zich daarbij zooveel mogelijk aan den vorm van het oorspronkelijke; bovendien geven de aanteekeningen, waarmede hij de stukken toelichtte, overal blijk van de grondige studie, die hij van des dichters werken gemaakt had.