United States or Eritrea ? Vote for the TOP Country of the Week !


Nein! ich will blos jeld.” „Kom, kom! mon Prince, je meent ’t niet! Nog een wijl geduld en alles komt terecht. Wil je een borg hebben, disponeer over mij; ik wil garant blijven, dat....” „Kottorie! das waar noch besser!” De spekslager ziet Pietersen aan en nolens volens moet hij lachen. „Qui rit, est desarmé,” zegt Pietersen, maar bij Walten komt plotseling de oude trots weer boven.

Walten springt op, neemt de flesch van tafel, bergt die haastig weg, gaat naar ’t bed en vraagt: „Ben je wakker lieveling? Wou je drinken? Ben je weer beter?” „Ik ben zoo moe, ’k heb zoo’n dorst, zoo’n hoofdpijn.” „Je hebt ook weer ’n toeval gehad, m’n kind; ’t is geen wonder, dat je arme hoofd dan klopt. Wil ’k er een doek met water op leggen?” „Nog niet; eerst wat drinken, vader!” „Goed, Netje!

Nou, as ’n pier hoor,” roept een man, die achter in de kamer staat. „’k Heb ’m evetjes over z’n hoofd gevoeld en an z’n hande gepakt: hij is al koud en stijf.” „Allo! pak eens meê aan; we zullen zien.” De hokkebaas en een paar anderen tillen met den agent het lichaam van Walten op, om het op ’t bed neer te leggen.

Verder!” „Toen mocht ik zoo roepen: meheer Walten, ’t is twalef uur. Maar zij werd er wakker van, en hij niet; zij was weêr zoo wat bij d’r posetieve,

Daar klinkt een vroolijke marsch, die al de andere geluiden overstemt. Walten krimpt opnieuw ineen, als deden die tonen hem pijn. Mevrouw Groote houdt zijn handen vast en fluistert hem in: „Luister er maar niet naar, m’n goeierd.

Op ’t open erf, achter het huis van den hokkebaas , waarvan Walten de beneden-achterkamer en een heel klein keukentje in huur heeft, staat een vrouw van middelbare leeftijd met opgestroopte mouwen aan de waschtobbe! ’t Is een groote, stoere vrouw met een grof, maar goedhartig gelaat, waarop de kinderpokken hier en daar eenige herinneringen hebben achtergelaten.

De oude souffleur ziet haar, met zijn eene oog knippend, bewonderend aan en wijst aan Walten door een duidelijke handbeweging, hoe schoon hij haar bewegingen en gebaren vindt. Plotseling stoort een zonderling knorrend geluid den zang.

Walten zag Hostein even aan en lachte smartelijk: „Ik ken je immers Willem; je meent ’t goed.” „Wacht maar even, ik zal je dadelijk eens weer op streek helpen.

Walten wordt bleek; dat gezegde: „Enkelen zullen zich jou nog wel herinnerenheeft hem getroffen; onmiddellijk beseft hij de treurige waarheid er van. Ja! hij leeft eigenlijk alleen nog maar in de herinnering van enkelen; den Walten van ’t heden kent men nauwelijks meer. Een paar kille droppels, die op zijn voorhoofd verschijnen, wischt hij met de hand weg, strijkt even over zijn oogen en dan antwoordt hij, met schorre zenuwachtige stem: „’k Heb al een paar oude kennissen opgezocht, en die hebben dadelijk een heele loge genomen; maar

Slechts enkele malen klonk hem, als zachte muziek, een vriendelijke stem tegen, die met fijn gevoel, den ouden artist in hem waardeerend, op zijn vraag antwoordde: „Of ik op uw benefiet wil teekenen, meneer Walten?