United States or Luxembourg ? Vote for the TOP Country of the Week !


Ze was blijkbaar in een zeer melankolieke nachtstemming. "Wees nou maar stil! Kom nou, dikkert!" Als-ie dikkert zei, was-ie verteederd. "'k Kan toch al niks meer eten!"... "Ga morgen maar naar De Smitt." "Was 'k d'r maar uit!" "Kom nou malle dikkert!... D'r zijn toch nog valsche gebitten te krijgen." "Wie mot dat betalen?" "'t Zal wel kommen."

Ze hielp den man om een onsmakelijk matras op de tafel te leggen. Ze zag er ook niet voordeelig uit. Ze liep op kapotte pantoffels in de modder, droeg een vuil paars jakje. "Zeker z'n dochter," zei Peter. "Of 't dienstmeisje." Geeuwend stond ik op, wandelde de kamer op en neer. Peter bleef kijken. "Falkland!... D'r is herrie! Kijk die dikkert is."

't Was 'n welgevulde dikkert met vleezige pooten en 'n smaaklijken nek. Zoo gedegenereerd geraakte ze door de werking van 'r maag en 't verlangen om 'r moeder 'n troostenden hap te geven, dat ze 'r vader vergat en met lichtende katte-oogen de zachte bewegingen van den uil bespiedde. Ze kreeg 'r 'n kleur bij 'r handen kromden als klauwen 'r rug boog in sprong.

Beneden klonken de stemmen. Op haar knieën liggend, de vuist ballend, snikte ze schor, hard-op, heesch... "... Was je maar dood gegaan... Jij!... Jij!"... Wies en Mies liepen met Molly langs den Amstel, halfweg Kalfje. Wies was een dikkert. Ze had een kort, slobberig lijfje. Ze had een hoofd en twee voeten. Dit laatste is zeker niet bijzonder.

Ik werkte al bij den voller en heb me kunnen redden maar struikelde in de trap.... Die kwam in splintertjes hout naar beneden! riep Syrus; juist toen ik hem af was gehold. De anderen, die ik gewaarschuwd had, kwamen achter me.... Een geroep, een gejammer ging aan. Dragers brachten het eerste lijk: het was Autronius, de dikkert; hij was getroffen vlak op zijn drempel.

Zou d'r ooit geld kommen voor 'n gebit, voor zoo'n valsch gebit, as je ze zag in de kastjes bij den tandmeester, gebitten van rooie was met helderwitte tanden?... Als 't zoo ging as nou, kon Stien nóg wel een paar jaar wachten... Je schrapte je kapot den heelen dag voor niks... Knippen lieten de menschen zich haast niet... Wat hield je over na aftrek van huur en gas?... Most de dikkert nou d'r heele leven met d'r tandvleesch eten?... 't Was toch belabberd as je 's Zondags 'n stukkie lekker mager vleesch had en Stien 'n uur dee over 'n hap... Niks kon ze haast eten... Dan die tegenvallertjes... dat partijtje cosmétique dat-ie zich had laten ansmeren door dien gladakker van 'n reiziger... Net één stukkie verkocht an den koetsier van meneer De Bruin... en de rest niet meer te verkoopen zoo zacht en vet as 't geworden was... Je most maar boffen!... 't Vak was een hondenbaantje.

't Blazen flatteert 'm. Nummer vier is natuurlijk de pianist. Met z'n rug zit-ie naar 't publiek, maar z'n lange nek permitteert 'm te spelen en de zaal te zien. Z'n haar is kort geschoren. Z'n gezicht is gemeen-rood, gemeen-verlept, z'n oogen staan bloederig, branderig-groot van drank. De dikkert, de violist, is de baas. Die tikt met z'n strijkstok 't begin aan en zet de melodie snerpend in.

Een bediende bij Coini verdiende nog meer. Twee jaar maakte-ie zich nou al den sappel voor 'n stel valsche kiezen. Jawel! De dikkert had kans om ooit wat te laten kijken as ze lachte... Dan was-ie den volgenden morgen weer ijverig aan 't schrappen in den kleinen winkel. Pietje was bezig den kruidenier in te zeepen. Hij had den kantoorbediende van driehoog onder handen. "Mes goed, meneer." "Best."

Nu deed hij die achter zich dicht, zoodat de dokter er niet uit kon, zette den emmer neer en pakte den geneesheer bij de armen zeggende: Wel dikkert, wie zijt gij nu eigenlijk? Ik ben de dokter! Begrepen? Nu, ge zijt misschien een zeer bekwame kwakzalver. Maar wat hadt ge nu eigenlijk te vertellen van dwaasheid, onzin en nonsens?

Hun vesten hangen open en de veelkleurige bretels zijn zichtbaar. De drie gezichten glimmen en van een hunner, een dikkert, die bepaalt 90 kilo weegt, zweemt de gelaatskleur naar 't violet. "Bier her! Bier her! Oder ich fall um " hijgt de zanger, terwijl hij, niet ver van ons, met zijn makkers plaats neemt. De kellner brengt ons Selters water. "Wünschen Sie auch etwas zu speisen?"