United States or Nicaragua ? Vote for the TOP Country of the Week !


Alles bleef doodstil. Het oogenblik was gunstig. Deeske echoof even naar het raampje toe, reikhalsde, trachtte te kijken door een spleet van het gordijntje. Kom, loat het ons moar reschieren, fluisterde hij tot Theofielke. En vastberaden openden zij het laag portaaldeurtje en traden binnen. Elk ne goên oavend... Een korte stilte van teleurstelling.

Zij stapten ijverig door, Deeske fiksrecht, met hooggekleurde, bolle wangetjes en vlugge, kleine pasjes, in een gelijkmatige, kort-gekadanseerde slingering van zijn twee korte armpjes, alsof hij zonder eenige inspanning over een volkomen effen pad voortschoof; Theofielke daarentegen slof en slungelig, met scheef-rekkende schouders en sleepstruikelende, ongelijke schreden, alsof hij telkens weer door waden en door plassen heen moest stappen.

Teleurgesteld, met een valschen blik naar Theofielke en naar Deeske, droop de pummel af. Wa mient die loeder wel dan! riep Veel-Hoar kwaadaardig de deur achter hem dichtsmakkend. Dadelijk, zonder een oogenblik tijd te verliezen, was Deeske, met een vluggen wenk naar Theofielke, nu ook opgestaan. Euphrasie, 'k zoe ou wel e-kier wa moete zeggen, fluisterde hij de geijkte vraag.

Ik denk alleen aan het verminkte hondje en aan 't gevaar dat al die kleine hondjes bij die groote treinen loopen. Nu weet ik het, en wat de praterige vrouw mij verder ook vertelt, boezemt mij geen belangstelling meer in. Ik neem mijn rijwiel en vlieg heen. Theofielke Schandevel en Deeske Wildeborst waren twee oude, onafscheidbare vrienden.

O gie nondedzju! riep Veel-Hoar even aarzelend. Ala toe toe, ge 'n zijt toch gien klein kind! schimpte Deeske, reeds in 't gangetje. Veel-Hoar keek even naar Theofielke en haar moeder om. Toen sloop ze weg, Deeske achterna... Pst! pst! floot stilletjes Deeske, na een poosje weer in 't gangetje verschijnend. Theofielke keerde zich om, kwam langzaam naar hem toe.

Anderhalf uur later, na afloop van de eerste mis, zat hij, met Deeske Wildeborst in den "Dubbelen Arend", onder 't gebruikelijk genieten van het eerste borreltje, geheimzinnig en gewichtig te beraadslagen. Deeske was het oogenblikkelijk met hem eens: dat mooie stuk moest en zou hun een langen, vollen dag van pret en uitspanning bezorgen.

Ala, hoast ou, zille, 'k zal aan d' achterdeure wachten. Goed, zei Theofielke. En op zijn beurt verdween hij in het Gangetje... Eenige oogenblikken daarna liepen ze beiden met haastige schreden door het somber tuintje weg. ze 't? Hè-j'heur 't stik geloaten? vroeg Deeske onder 't vluchten. Joa z', zille! Moar hoast ou nou!

Ala, seffens lotse trekken, en wie 't langst hêt iest? Hij boog zich naar den grond, raapte twee ongelijke takjes op, frommelde ze wat door elkaar, hield ze in zijn gesloten vuist, Deeske voor.

Maar hij had het heel onhandig gedaan; Deeske merkte al dadelijk waar 't langste stak, en, na een schim van weifeling, welk van beide hij wel trekken zou, haalde hij, met een snel rukje, het goede te voorschijn. O, gien deugniet! 'k Geleuve da ge 't gezien hadt! riep Theofielke achterdochtig. Gien kwestie van! loog vrijpostig Deeske.

Beiden moeten zij de gansche week hard werken: Theofielke wit-bestoven van het meel als een groote, bleeke meikever; Deeske grauw en vuil, met gore kleeren, als een echte aardewroeter. Van op zijn molen, tusschen de snorrende raderen, ontwaarde Theofielke in 't verschiet, half verborgen in het loover van den boomgaard, de spitse, grijze stroodaken der boerderij waar Deeske werkte.