United States or Turkmenistan ? Vote for the TOP Country of the Week !


"Kom, dat weet hij wel beter," antwoordde Aafke: "eenmaal verboden blijft verboden. Maar zie, daar staat nog een mandje met bloemen in de schuit. Wacht," en meteen wipte zij weder in de boot en bracht de bloemen mede terug. "En die hadden.... wij nog wel.... voor u geplukt," zeide Pieter op verongelijkten toon.

Het was Aafke, Rijnvelds brave dochter, die door vereende krachten aan een brandend graf was ontrukt. De smart des vaders grensde aan wanhoop. Die schoone maagd, die dierbare trouwe dochter lag daar verminkt en zieltogend ter neder! De vader had zijn kind wedergevonden, maar helaas, in een toestand, om het spoedig voor altijd te verliezen.

"Mijnheer Rosio, wilt gij mij den sleutel van den kelder geven?" vroeg Aafke aan den rentmeester van de gravin Van Bergen, die in vroegere jaren zijne gebiedster uit Frankrijk naar Holland was gevolgd en in alle opzichten haar zeer bijzonder vertrouwen genoot. "Gaat gij den boeteling nu reeds weder bezoeken?" vroeg Rosio.

"Mooi!" zeide hij, en vervolgde, telkens zijne woorden afbrekende: "Mooi.... Adel hebben,.... moois van goeden God,.... Aafke gekregen!" "God schenkt dit aan al zijne schepselen," hernam het meisje: "en Hij wil het ook aan u geven, daarom heeft Hij u, nu Mechteld dood is, mij tot verzorgster geschonken." "Mechteld!" riep Adel met een akelige stem, terwijl hij over zijn geheele lichaam rilde.

"Hoe nu!" hernam Aafke, terwijl ze hem verhinderde het dadelijk te verslinden: "hebt gij reeds weder vergeten dat gij God om Zijn zegen daarover bidden moet?" De ongelukkige voelde zich wel is waar teleurgesteld, doch legde het stuk niettemin dadelijk naast zich neder, vouwde de handen, deed de oogen dicht en bad luid: "Goede God! geef Uw zegen over dit voedsel."

Een luid geween en geklaag was het begin en het besluit van dit roeitochtje. Het schreien der kleinen werd ras vernomen, en het reeds dikwerf genoemde Aafke kwam haastig aanloopen om de twee ongehoorzame kinderen de behulpzame hand te bieden. Spoedig waren zij uit de schuit op den vasten wal overgebracht. Pieter bloedde uit den mond, dewijl hem twee tandjes waren losgevallen.

"Neen, wij zullen niet meer aan haar denken," hernam Aafke medelijdend: "Zij is dood, en God zal haar het kwade vergelden, dat zij u gedaan heeft." Intusschen had de ongelukkige Adel de bloemen reeds alle met verrukking beschouwd en om zich heen geschikt.

"Ja.... wij waren den ge....heelen morgen, voor u aan.... het zoeken geweest...." hernam Neeltje weder, voortdurend hikkende. "Welnu, ik beknor u immers niet meer," zeide Aafke: "Ik ben recht blijde met de bloemen; maar wees nu nooit weer ongehoorzaam."

Bij deze ontboezeming voer den zwakken knaap eene rilling door de leden. "Gij God! mijn hemelsche Vader!?" zeide hij op doffen toon, terwijl hij den sierlijk gekleeden man met angstige oogen beschouwde; en terstond indachtig aan het hem door Aafke geleerde gebed, vervolgde hij: "Wil mij verlossen goede God! Amen!"

"Zoudt gij dan niet denken dat Aafke ons beknorren zal?" vroeg Neeltje. "Wel neen, toch niet, en als gij haar de bloemen geeft, dan is het immers dadelijk weer over. Wij zullen heel prettig varen." "Maar kunt gij wel roeien, Piet?" "Ja, of ik!" antwoordde het knaapje, terwijl hij, bij de schuit gekomen, haar van den paal, waaraan zij was vastgebonden, losmaakte: "Kom maar hier Neeltje!