United States or Finland ? Vote for the TOP Country of the Week !


Ja graaf, gij weet nog niet alles: Gij weet niet dat de haat, de nijd en de afgunst van uw stiefmoeder, u ongeluk en rouw hadden gezworen; gij weet niet dat uw grijze vader, kort nadat hij zijn onwaardige gemalin had verstooten, aan een langzaam werkend vergif is weggekwijnd; Rosio mengde die drank; ook daarvoor smeekt hij u genade."

Blijft mijnheer de rentmeester dezen nacht in mijn herberg?" "Neen," antwoordde Rosio: "ik kom u slechts over eene zaak van belang spreken. Houd u alsof gij mij niet kent en breng het paard in het schuurtje." "Zeer wel!" zeide de waardin. Rosio stapte af,en terwijl de vrouw het doornatte beest naar het schuurtje bracht, trad de eerstgenoemde de gelagkamer binnen.

Een ronde hoed, waarvan de breede rand zijn gelaat schier geheel verborgen hield, bedekte zijn hoofd, en een groote bruine mantel hing van zijne schouders, over het paard, tot op zijne voeten neder. De avondlucht was vrij koel, en zoodra Rosio op den zandweg gekomen was, gaf hij zijn ros de sporen, en vervolgde in een gestadigen draf zijn weg.

Om 's graven antwoord af te wachten zweeg Barbara een oogenblik. Deze echter sprak niet maar was in diepe gedachten verzonken. "Nog slechts weinige woorden heb ik tot u te spreken, genadige graaf," hervatte de vrouw: "maar bij de Heilige Maagd! zeg mij dan eerst of gij het ons vergeven wilt? Zie, ik biecht voor u, dewijl Rosio het mij bevolen heeft.

Het grootste gedeelte heb ik aan aflaten verknoeid om der ziele wil; maar nu, om mij nogmaals te verbinden! neen, zie, daar kan ik tot mijn leedwezen niet toe overgaan." "Gij vergeet, Barbara," hernam Rosio: "dat gij u een goeden ouden dag bezorgt. Op de Blankert hebt gij alles wat uw hart kan begeeren, terwijl hier...."

Ja, genadige graaf," ging zij in één adem tot Van Bergen voort: "ja, dat mensch heeft het lieve duifje in het ongeluk willen storten, maar hij kwam te laat, en toen Rosio de schoone vrucht vóór de komst van dien ander wilde plukken, bleef zij evenwel ongedeerd, want hij zonk plotseling ineen, dewijl een hevig vergif zijne ingewanden verscheurde. Zijn bastaardkind had hem vergiftigd.

Hier kon Aaij niet verder onderscheiden wat er gesproken werd, doch steeds met zijn oog door de reet van den vloer glurende, zag hij Rosio kort daarop zijn afscheid nemen, en hoorde hij weder eenige oogenblikken later het hinniken van een paard, hetwelk den rentmeester naar het kasteel de Blankert terugvoerde.

"Welnu!" hervatte de man, toen Rosio gezeten en Barbara teruggekomen was: "Welnu kameraad! wat dunkt u van den slok brandewijn? 't Zal uwe gezondheid zijn. Ik ben maar een arme duivel, een ellendige platzak, en gij kunt het zeker wel missen, want naar het schijnt hebt gij nog al kostbare zaken in uw bezit."

"Mijnheer Rosio, wilt gij mij den sleutel van den kelder geven?" vroeg Aafke aan den rentmeester van de gravin Van Bergen, die in vroegere jaren zijne gebiedster uit Frankrijk naar Holland was gevolgd en in alle opzichten haar zeer bijzonder vertrouwen genoot. "Gaat gij den boeteling nu reeds weder bezoeken?" vroeg Rosio.

De jonkman beschouwde nogmaals het bekoorlijke beeld, en deed toen het deksel van het kistje behoedzaam weder dicht. Een Raphaël d'Urbino! dacht Rosio. "Voorzeker," zeide hij overluid: "deze Madonna moet dan wel zeer kostbaar zijn; die stukken hebben, naar ik vermeen, een groote waarde?"