United States or Curaçao ? Vote for the TOP Country of the Week !


Van kunstig versierde koekijzers met spiegelschrift gewaagde ik reeds in het Eerste Deel, bl. 140. Zie over deze en dergelijke voorwerpen nog Heuvel, Volksgeloof en Volksleven, bl. 291 vlg.; K. de Meyere, De Volkswoning en hare versiering, bl. 24 vlg. Over het algemeen is de toon in de steedsche woning iets doffer dan op het land.

Vgl.? Dit heb ik je te zeggen dat je dat doet; en: Dat heb ik te weten, dat dit gebeurt. 288. koorts. Vgl.: "dat een soete coorts haer in het herte quam, Ghecropen meer en meer, die haer den sin benam", Vermaeck der Ieucht, . En 't Koortsigh Liedje, van Bredero. 291. heydens volck, gen. vóór 't bepaalde woord, vgl. 752, 1351, 1522; vgl. Vondels Taal, § 72, i. f. Of adj. ? vgl. Spaens, heus.

Wij stellen, ons stelsel is dat overal het goed aan allen behoort; wij nemen dus van de overvloed van rijken wat wij behoeven. Gen. vóór 't bep. woord, vgl. 291. Moeielik kan men stellen bij die zelf hierin ervaren is: hij kent de kunstjes. Zinspelend op de fabel Phaedr.

Venusia, schilderachtig gelegen stad van Apulia, dicht aan de lucanische grenzen nabij de rivier Aufidus en den mons Vultur gelegen, geboorteplaats van Horatius. Oorspronkelijk was V. eene stad der Samnieten geweest. Sedert 291 lat. col. Ver sacrum.

Van het door mij gecursiveerde is in den origineelen tekst niets te vinden. De heer Spitz heeft hier vermoedelijk gedacht: ik zal dat nou 'ns op z'n "modern-stemmingvols" móói maken. Maar ach, waarde Heer, ge hebt het leelijk gemaakt, want er kon ons waarlijk niets ergers gebeuren, dan dat het "stemmingvolle" gezicht van het moderne hier om dit eeuwenoude kerkhoekje kwam kijken.... [p.291] En dan: een waarlijk kunstenaar-vertaler vertaalt niet slap, ten minste niet zóó slap. Als hij in een door hem te vertalen gedicht een seh

Boekweitegort met pruimen of pruimedanten. Men wascht versche pruimen, gedroogde pruimen of pruimedanten en handele verder naar R. 290, 291 of 293, maar zet ze voor deze gelegenheid met meer water op. Als de vruchten gaar zijn, neemt men ze uit de pan, handelt verder als in R. 360 is voorgeschreven voor boekweitegort met abrikozen. Boekweitegortreepen.

Commines, I p. 291. Commines, II p. 67, 68. Commines, II p. 57; Lettres, X p. 16, IX p. 260. Er was indertijd zulk een agnus scythicus in het Koloniaal Museum te Haarlem. Chron. scand., II p. 122. Commines, II p. 55, 77. Acta sanctorum Apr., t. I p. 115. Lettres de Louis XI, t. X p. 76, 90.

Deschamps, no. 1060, V p. 351. no. 844, V p. 15. Chastellain, III p. 256ss. Journal d'un bourgeois, p. 325 . Deschamps, nos. 1229, 1230, 1233, 1259, 1299, 1300, 1477, VI p. 230, 232, 237, 279, VII p. 52, 54, VIII p. 182, vgl. Gaguin's De validorum mendicantium astucia, Thuasne, II p. 169ss. Deschamps. no. 219, II p. 44, no. 2, I p. 71. Ib. IV, p. 291, no. 786.

Daar gaan dan haar bladeren met de wind en vergaan, zoals alle stof. Bij de ouden wordt Pan, de Bosgod, voorgesteld met bokspoten, horens en ruig haar; als de Satyrs, vervolgt hij de nimfen met verliefde zinnen en bedoelingen. 459. wachte, oude vorm; vgl. Terwijl de ridder naar dit gezang met groot genot luistert, begint de nachtegaal de vrijster te accompagneren. 467. heydens, vgl. 291, A.

Zie de opsomming daarvan in VAN LEEUWEN'S Aantt. op It aade Friesche terp, Leeuw. 1834, 291; VAN RIJN'S Aantt. en Nabericht op de Oudheden en Gestichten van Vriesland, Leiden 1723, I 88, II 357; YPEIJ, Gesch. v. d. Ned. taal, I 150; de Voorrede van het Stamboek van den Frieschen Adel, Leeuw. 1846, bl. II; ACKER STRATINGH, II 108 en bij vele anderen. De omvang en toestand van het Oude Friesland.