United States or Slovakia ? Vote for the TOP Country of the Week !


Een van onze reisgenooten die een landgoed in Gasconje had, en nog al een liefhebber van den landbouw scheen, zeide, dat men sedert eenige jaren meerder gemeenschap met de naburen naar den kant van het Noorden hebbende, men ten opzigte van den landbouw nog al het een en ander van hun had geleerd; en dat hij zelve onder anderen van een zijner vrienden, die eenigen tijd in Bataafsch Braband geweest was, had geleerd, om meêr voordeel van den grond te trekken, door geele wortelen onder het koren te zaaijen, enz. en dit met goed gevolg sedert eenige jaren reeds had gedaan.

De aarde, zeide hij, schenkt hare gaven naarmate men hare huid krabt, dat men daarin behoort te delven, te ploegen en te zaaijen, zoo men daarvan maaijen wil. Doch, zeide hij, niemand behoeft iets te doen voor een ander, zoo het niet met gemeene wil of uit liefde geschiedt.

Van ouder tot voorouder, antwoordde de man. Dan, zeide zij, wil ik iets in uw gemoed zaaijen in vertrouwen, dat het kiemen en groeijen en vruchten geven mag. Verder sprak zij en zeide: toen Frya geboren was, stond onze moeder naakt en bloot, onbehoed tegen de stralen der zon. Niemand kon zij vragen, en er was niemand, die haar hulp verleenen konde.

Doch toen de vorsten zagen dat zij hun rijk zouden verliezen, toen gaven zij aan het volk vrijheid en kwamen bij mij om een Asegaboek. Doch het volk was aan geen vrijheid gewoon, en de heeren bleven heerschen, naardat hun goed dacht. Nadat die storm over was, begonnen zij tweespalt tusschen ons te zaaijen. Zij zeiden aan mijn volk, dat ik hunne hulp had ingeroepen, om bestendig koning te worden.

Behalve deze middelen raadt VON LENGERKE ook aan om hermoezig land over te mennen met zand, dit te mesten met varkensmest, en daarop haver en graszaad uit te zaaijen, hetwelk den wasdom der hermoes althans onderdrukt; voorts het gebruik van delfstoffelijke meststoffen, waaronder welligt het zwavelzuur ijzer te beproeven ware.

De gemeenzame wijze, waarop hij met ons omging, beviel mij bijzonder; geen de minste verlegenheid, geen muts af, hij behandelde ons niet anders dan zijne medemenschen, en had eene soort van gulheid en rondheid in zijn wijze van doen en spreken, die mij zeer vermaakte . Wij spraken over zijne huishouding, over den landbouw, en ik raadde hem, om niet alleen maïs en rog, maar ook boekweit te zaaijen; en daar de grond het minst steenachtig is, aardappelen te zetten, omdat veeltijds door het weder of andere toevallen, het eene wel uitvalt, terwijl het andere mislukt.