United States or Cuba ? Vote for the TOP Country of the Week !


De wind was ruim, en zoo waren zij in een ommezien in Schoonland. Frya was hun wapenroep, en zoo sloeg hij de Finnen en Magiaren terug alsof het kinderen waren. Toen de Magy vernam, hoe zijne manschappen overal omgebragt werden, zond hij boden met staf en kroon. Zij zeiden tot Wodin: o gij allergrootste der koningen, wij zijn schuldig, doch al wat wij gedaan hebben, is uit nood gedaan.

Daarop werd hij met kruiden berookt, doch er waren tooverkruiden onder; want Wodin werd trapsgewijze zoo zeer vermetel, dat hij Frya en Wraldas geest durfde miskennen en bespotten, terwijl hij zijn vrije hals boog voor de valsche gedrochtelijke beelden. Zijn rijk duurde zeven jaren, toen verdween hij.

De Magy zeide dat hij onder hunne goden was opgenomen, en dat hij van daar over hen heerschte, maar ons volk lachte om zijne taal. Toen Wodin eene poos weg geweest was, kwam er tweespalt; wij wilden een anderen koning kiezen, maar dat wilde de Magy niet gedoogen. Hij beweerde dat het een recht was, hem door zijne afgoden gegeven.

Toen Wodin gekroond was, ging hij op de wilden los; zij waren allen ruiters; gelijk een hagelbui, vielen zij op Wodins heer aan, maar als een dwarrelwind wendden zij om, en durfden niet weder verschijnen. Toen Wodin nu terug kwam, gaf de Magy hem zijne dochter tot vrouw.

Wat zoude dat eervol voor u wezen, als gij de wilden weder terug kondt drijven, onze basuinen zouden het rondblazen, en onze berichten zouden u overal vooruit gaan. Wodin was sterk, woest en krijgshaftig, maar hij was niet helder ziende, daardoor werd hij in hunne strikken gevangen en door den Magy gekroond.

Thene Mâgy sêide that-er mong hjara godon vpnimeth wêre, ånd that hi fon thêr over hjam welda, men vs folk lakton vmbe tin tâl. Thâ Wodin en stût wêi wêst hêde, kêm thêr twispalt, wi wildon en ôra kåning kjasa, men thåt nilde thene Mâgy navt me hengja. Hi wêrde that et en rjucht wêre, him thrvch sina drochtne jêven.

Teunis en Inka waren zeestrijders, en juist nu bij hunne vaderen aan de Aldergamude. Toen nu de jonge krijgers bij elkander kwamen, kozen zij Wodin tot hun heerman of koning, en de zeekampers kozen Teunis tot hun zeekoning en Inka tot hun schout bij nacht. De zeelieden gingen toen naar de Dennemarken varen, daar namen zij Wodin met zijne krijgshaftige landweer aan boord.

Maar buiten en behalve deze twist, was nog eene tusschen de Magiaren en Finnen, die Frya noch Wodin wilden eeren, doch de Magy deed zoo als hem goed dacht, want zijne dochter had bij Wodin een zoon gewonnen, en nu wilde de Magy dat deze zoon van hooge afkomst wezen zoude. Terwijl allen keven en twisten, kroonde hij den knaap tot koning en stelde zich zelven tot voogd of raadgever aan.

Alleen schijnt Wodan hier voor te komen als Wodin, een Friesch heerman, die door een Magy, koning der Finnen, tot schoonzoon aangenomen en na zijn dood vergood is. De Friesche godenleer of liever godsdienst, is hoogst eenvoudig en zuiver Monotheisme. Wralda of Wralda's geest is het eenige, eeuwige, onveranderlijke, volmaakte en almachtige wezen.

Uit deze tocht is de geschiedenis van Wodin ontstaan, die op de burgten gegrift is, en hier is uitgeschreven. Aan de Aldergamude daar ruste een oude zeekoning, Sterik was zijn naam, en de roep zijner daden was groot. Deze oude rob had drie neven; Wodin de oudste woonde te Lumkamakia bij de Eemude in Oostflyland bij zijne ouders. Eenmaal was hij heerman geweest.