Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 17 juni 2025


De Neushoorndieren bewonen tegenwoordig alleen het Oostersche en het Ethiopische faunistische rijk; zij hadden in den vóórtijd een veel uitgestrekter verbreidingsgebied. Bij beide was het neusmiddelschot ook van voren verbeend. Hierdoor verkreeg de voorste en grootste van de beide hoornen steun; de achterste rustte op het voorhoofdsbeen.

De teksten kende Serëscha tamelijk goed, maar terwijl hij ze opzegde, viel zijn oog op het voorhoofdsbeen zijns vaders, dat van de wenkbrauwen zoo steil opsteeg; hierdoor kwam hij in de war en in plaats van het slot van een vers zeide hij het begin van een ander op. Dit woog bij den vader zwaar, omdat daaruit bleek, dat Serëscha zelf niet verstond wat hij zeide.

Tot zijn niet geringe verbazing bemerkte hij bij nader onderzoek van het dier twee nieuwe hoornen op de plaats van de oude; zij bestonden ieder uit een zeer kort, met een hoornachtige huid bedekt uitsteeksel van het voorhoofdsbeen, en waren met lange, sluike zachte haren bekleed.

Reeds tegen het einde van de vierde maand komt er een verhevenheid op het voorhoofdsbeen van den jongen bok; in de volgende weken ontstaan er kleine, voortdurend hooger wordende knobbels, en in de wintermaanden komen de eerste, 8

De figuur vertoont ons den omtrek van het voorhoofdsbeen en de oogholten, die enkele groote zenuwen doorlaten. Men vindt er overblijfselen van de hersenen, van het hoofdwigbeen, van de kaken, en sporen van den lever."

Er ontstaat n.l. aan den wortel van iedere hoornpit, aanvankelijk gescheiden van deze, een tweede knobbel op het voorhoofdsbeen, dus als 't ware een tweede paar hoornpitten; deze vereenigen zich echter zeer schielijk en voor goed met de oudere hoornpitten en dienen voortaan alleen tot ontwikkeling van het gaffelvormig uitsteeksel.

Tusschen deze beide begint een verder naar voren gerichte opzwelling van het voorhoofdsbeen, als het ware een derde hoorn.

Slechts bij sommige tamme rassen van runderen en schapen, die door de bescherming, welke zij van den mensch genieten, geene horens noodig hebben, ontbreken deze organen, 't zij in beide geslachten of alleen bij de vrouwelijke dieren. Deze bestaan uit eene horenscheede, welke de beenpit omgeeft, die niets anders is dan een uitsteeksel van het voorhoofdsbeen.

De "geweien" daarentegen bestaan in volkomen ontwikkelden toestand uit niets anders dan harde beenmassa's, die op betrekkelijk korte verhevenheden van het voorhoofdsbeen rusten en bij oudere dieren sterker vertakt zijn dan bij jongere. Ieder jaar worden de geweien afgeworpen en na verloop van weinige maanden door nieuwe, aanvankelijk door de gewone huid bedekte geweien vervangen.

Van het Huishoen komen tal van rassen en slagen voor, die door den vorm en de houding van het lichaam, door de grootte, door de ontwikkeling van den kam en de lellen, door de bevedering van den kop en van den loop, de kleur van het vederenkleed en van de onbevederde lichaamsdeelen enz. van elkander verschillen. Men treft sommige zeer merkwaardige afwijkingen bij hen aan. Een van de verwonderlijkste, hoewel niet een van de meest in 't oog vallende eigenaardigheden is de aanwezigheid van vijf teenen aan iederen poot bij verschillende rassen, o.a. bij de Dorkings, de Houdans, de Turken en de Japansche Zijdehoenderen. De overtallige teen is drieledig, aan hetzelfde middelvoetsbeen gehecht als de normale (tweeledige) achterteen, maar een weinig hooger en meer naar 't midden van den loop ingeplant. Bij een aantal andere rassen, die men onder den naam van Kuifhoenderen samenvat, en waarvan wij het Padua-ras als voorbeeld kiezen, is het voorhoofdsbeen sterk gezwollen en vormen de verlengde, overhangende veeren van de kruin een helm, die den geheelen kop bedekt. De kam is bij de Padua-hoenderen, zeer klein; de plaats van de keel- en oorlellen wordt ingenomen door "kinbaarden" en "bakkebaarden". De Houdans hebben een halve, de Turken een volslagen kuif. De Zijdehoenderen zijn klein van stuk, hebben haarvormige, zijdeachtige veeren en weinig ontwikkelde arm- en staartpennen; de uitwendige huid, het beenvlies en de naakte plekken aan den kop zijn meestal donker violet, zelfs het vleesch heeft een donkere kleur. Bij het Japansche Zijdehoen gaan deze eigenaardigheden gepaard met zuiver witte veeren en met het bezit van een vijfden teen. De Bantammers, die hun naam ontleenen aan het Javaansche landschap, van waar zij het eerst naar Europa werden gebracht, maar die uit Japan afkomstig zijn, onderscheiden zich o.a. door hun zeer geringe grootte; toch zijn zij zeer krijgshaftig en toonen dit bij hanengevechten. Zeer zwaar, hoog op de pooten en dik van schenkel zijn de Cochinchina- en Brahmapoetra-hoenderen; beide hebben een bevederden loop; bij gene komt een enkelvoudige, bij deze een drievoudige kam voor. De Brahmapoetras bereiken een hoogte van 65

Woord Van De Dag

phylarchos

Anderen Op Zoek