Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 9 juni 2025
Zoolang deze huid met bloed wordt voorzien, groeien de geweien; hun groei houdt op en de bedoelde huid valt af, zoodra de bloedtoevoer door vernauwing van de bloedvaten aan het onderste deel van het gewei gestaakt wordt; geruimen tijd daarna, hoewel nog in den loop van hetzelfde jaar, valt ook het gewei zelf af, zooals reeds werd opgemerkt.
Door hun heen en weer loopen en door hun voortdurend geblaat herinneren deze dieren aan Schapen, hoewel hun geluid eerder met het geknor van een Zwijn overeenkomt. Verreweg de meeste leden van de kudde zijn zeer klein; er zijn slechts weinige forsche exemplaren bij. Bovendien maakt de onregelmatigheid van de geweien een onaangenamen indruk.
Bij de vooral bij de mannetjes veelvuldige driftbuien richt het sterk gespannen inwendige gevoel een krachtiger bloedstroom naar dat deel van den kop en er zet zich hoorn af, bij sommige vergezeld van beenstof, waardoor stevige uitsteeksels ontstaan als oorsprong van de geweien en horens, waarmee de kop dezer dieren meestal bewapend is.
De Indianen maken een soortgelijk gebruik van de lichaamsdeelen van het wilde Rendier als de Lappen van het tamme. Van de geweien en beenderen vervaardigen zij hunne voor de vischvangst dienende speren en haken, met het overlangsch gespleten scheenbeen schaven zij de huiden af om ze te bevrijden van vleesch, vet en haar; met rendierhersenen smeren zij de huiden in om ze lenig te maken.
In den regel zijn alleen de mannelijke dieren in het bezit van geweien, terwijl de eigenlijke hoornen meestal zoowel bij de mannetjes als bij de wijfjes voorkomen. De vorm en de grootte der hoeven is bij de verschillende groepen zeer ongelijk. De Herkauwers bewonen alle werelddeelen met uitzondering van Australië. Een bepaalde verbreiding van de hoofdgroepen is duidelijk merkbaar.
De leden van de onderorde der Herkauwers of Tweehoevigen zijn, ondanks haar grooten vormenrijkdom, innig aan elkander verwant: zij zijn gehoornd of ongehoornd, fraai gevormd of plomp gebouwd, bevallig of leelijk; hun grootte wisselt af binnen zeer wijde grenzen. De volgende kenmerken hebben zij onderling gemeen: de hals is lang en zeer lenig, de kop aan het voorhoofd zeer verbreed en dikwijls met hoornen of geweien, met groote, levendige, niet zelden buitengewoon schoone oogen en met goed gevormde, overeindstaande ooren versierd; de lippen zijn beweeglijk, dikwijls onbehaard en bijna altijd zonder snorren of borstels; de staart bereikt slechts zelden het hielgewricht, maar is bij de meeste soorten kort. Het lichaam is bedekt met een kort, dicht, nauw aanliggend en zacht haarkleed, dat zich aan den hals, de kin en op den rug soms tot manen, en aan de spits van den staart soms tot een kwast verlengt. Nooit is het borstelig, dikwijls echter buitengewoon fijn, wollig en gekroesd. De kleur is zeer verschillend. Zeer veel overeenstemming bestaat er in het maaksel van de tanden, de samenstelling van het gebit en den bouw van het geraamte. 6 snijtanden in de onderkaak, geen (slechts zelden 2) snijtanden in de bovenkaak, 2 hoektanden in de onderkaak, geen hoektanden in de bovenkaak (bij sommige echter 1 hoektand in elke kaakhelft), 3
In Noord-Amerika en in het noorden van Zuid-Amerika wonen de Mazama-herten (Cariacus), sierlijke, lieftallige dieren, die zich zoowel door hun lichaamsbouw als door de geweien der mannetjes onderscheiden. Hun gestalte is zeer slank; de hals en de kop zijn lang, de pooten middelmatig hoog, maar zwak; de staart is tamelijk lang. De geweien zijn gaffelvormig verdeeld, of krommen zich boogvormig van achteren naar buiten en voren; elke stang heeft 3
Deze jacht is trouwens met groot gevaar verbonden. Te midden van het ontzaglijk gewoel van dicht bij elkander zwemmende dieren is de kleine, lichte boot ieder oogenblik op het punt van om te slaan; bovendien verweren de vervolgde dieren zich op alle mogelijke wijzen, de mannetjes met de geweien en tanden, de wijfjes meestal door met de voorpooten op den rand van de boot te springen.
Tot in het woud weerklinkt het geluid van de tegen elkander botsende geweien; wee den strijder, die door ouderdomszwakte of door een toeval zich bloot geeft! Zijn tegenpartij zal stellig gebruik maken van de gelegenheid om hem de scherpe oogspitsen in 't lijf te booren.
De "geweien" daarentegen bestaan in volkomen ontwikkelden toestand uit niets anders dan harde beenmassa's, die op betrekkelijk korte verhevenheden van het voorhoofdsbeen rusten en bij oudere dieren sterker vertakt zijn dan bij jongere. Ieder jaar worden de geweien afgeworpen en na verloop van weinige maanden door nieuwe, aanvankelijk door de gewone huid bedekte geweien vervangen.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek