Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 14 mei 2025


Haar stem bestaat uit het gewone "tsiet," of "siet," bij dreigend gevaar gevolgd door het waarschuwende "terrr", bij schrik ook wel voorafgegaan door "pienk pienk"; een teeder gevoel wordt door de syllaben "wudie wudie" uitgedrukt.

"Ik logeerde toen," zoo sprak zij op een langzamen toon, aan alle syllaben den vollen eisch gevende, en vooral de laatste, die op n eindigden, bijzonder drukkende, "bij eenen oom, bij wien Korenaar heel groot aan huis was; en, zoo als het dan bij jonge menschen gaat, het eene woord kwam uit het andere, en eer ik er aan dacht, waren wij geëngageerd.

De Quesal vliegt snel en in lijnrechte richting; de lange staartdekveeren, die hem volstrekt niet schijnen te hinderen, zweven achter hem aan. De geluiden, die hij laat hooren, zijn verschillend. Zijn lokstem bestaat uit een dubbelen klank en is ongeveer te vergelijken met de syllaben "wieoe wieoe." De Vogel begint met een zacht gefluit, versterkt dit langzamerhand en laat het allengs wegsterven.

Aldus spaart de spreker in deze benamingseenheid zijn krachten op voor het laatste lid als einddoel, en hij slaat de finale zoo krachtig mogelijk aan. Ook de hoorder vat eerst bij deze finale de voorafgaande syllaben samen. Wij spreken hier van het eigenlijke eenheidsaccent. Vgl.

Zij haakt zich hiermede behendig vast aan loodrechte muren en houten beschotten; bovendien gebruikt zij de scherpe klauwen ter harer verdediging. De Gierzwaluw is een schreeuwvogel en geen zanger; haar stem is een snijdend, krijschend geluid, dat door de syllaben "spie spie" of "krie" nagebootst kan worden.

Haar zwaarmoedige, aan haar woesten geboortegrond herinnerende loktoon kan ongeveer nagebootst worden door de syllaben "tsjuu, tsjuu eb". Het zeer eenvoudige, maar aangename gezang, bestaat uit een enkele strophe, waarin de loktoon dikwijls wederkeert; het wordt alleen gedurende het vliegen, maar dan met grooten ijver voorgedragen.

Verder het eigenaardige muzikaal accent, met name de syllaben met stijgenden sleeptoon, die heel wat taalverschijnselen kunnen verklaren. Ook het zinsaccent, de zinsmelodie en het spreektempo zijn in deze dialektgroep zeer eigenaardig en sprekend, en wel in veel hoogere mate dan in de noordelijke tongvallen.

Het eveneens aangename gezang van den Fluiter, hoewel even kort als dat van de Fitis, klinkt geheel anders; de voornaamste strophe van zijn lied kan ongeveer door "siesiesiesiesierrrrrierrierr" nagebootst worden. Het lied van den Tjiftjaf begint met de syllaben "triep, triep, triep, het", waarop de luidere klanken "diëllr, dellr, diëllr, dellr" volgen.

De stem van de oude hen verschilt aanmerkelijk van die van den haan; zij laat, vooral bij het opvliegen, een zoogenaamden "looper" hooren, die zeer fijn en zacht begint, al luider en breeder wordt en besloten wordt met tonen, die zoo snel mogelijk opeenvolgen. Leijen tracht haar geluid weer te geven door de syllaben "tititititititititikioelkioelkioelkioel."

Woord Van De Dag

rozen-hove

Anderen Op Zoek