United States or Oman ? Vote for the TOP Country of the Week !


In iederen bladoksel bevindt zich een stekel, bijna dubbel zoo lang als het blad, en van midden April tot einde Mei ook een bloemknopje, hetwelk prijkt met het schoonste geel. Onder de bladerlooze soorten, die verbreede bladstelen hebben, is in de eerste plaats de Acacia lineata zeer aanbevelenswaardig. De schijnblaadjes van deze soort zijn slechts 1 cM. lang.

En het rozige schuim aan den appelaar ruischt Of de zee door zijn juichende takkenschaar bruist; En de zonne de zonne die danst op de wei ... Het is Mei, het is purperen Mei! O de zefir de zefir die zingt in het licht En de bij zingt de bloei-hagen door; Over stekel en naald, tusschen dorens en blad Zoekt zij zoemend het goudgele spoor.

"Kolack" is namelijk het russische woord voor pin, "koljutschka", stekel of doorn en "kolokj" splijten en uit deze woorden is de naam Koljuschen ontstaan.

De beschrijving van onzen Egel (Erinaceus europaeus), die beter nog onder den naam Stekelvarken bekend is (in Overijsel heet hij Scherperhaas, Echel en Eggel, in Friesland Stiekelbaarch en Igel, in Groningen Swienigel, in Drente Egelkaar), kan kort zijn. Het geheele lichaam is zeer gedrongen, dik en kort, de snuit spits en van voren ingekorven, de mond ver gespleten; de ooren zijn breed, de zwarte oogen klein. Eenige weinige zwarte snorharen staan in het gelaat tusschen de witachtig of roodachtig gele, aan de zijden van neus en bovenlip echter donkerbruine haren; achter de oogen ligt een witte vlek. Het haar aan den hals en aan den buik is lichtrood, geelachtig grijs of witachtig grijs; de stekels zijn in het midden geelachtig en aan den top donkerbruin; aan hun oppervlakte komen fijne, overlangsche groeven voor ten getale van 24 of 25, daartusschen bevinden zich uitpuilende lijsten; het binnenste weefsel van den stekel bestaat uit groote cellen. De lengte van het dier bedraagt 25

Alles aan dit harde, koude, vijandige schepsel scheen puntig als een stekel, en gereed om haar in het verderf te storten. Haar overbrenging uit het huis harer moeder naar het koninklijk paleis was vlug en eenvoudig in zijn werk gegaan.

Als ik mij, gebukt mijn kop, zag weêrspiegeld in de rivier tusschen de weg spelende verspiegelingen van de witte wolken in blauwe lucht, zag ik mij niet anders dan een koppig-geduldigen ezel, grof met grauw, ruig haar, waar het nog groeide over mijn geranselde, ontvelde en ontvleesde lijf: zag ik mijn treurigen kop van werkezel, met van ziekte tranende oog vol weemoed, zag ik mijn van moêheid kwijlenden bek... Zag ik geheel mijn mager, geslonken dierelijf, op de moê knakkende pooten, op de reeds breed uitbreidende hoeven om het steeds moeten dalen, zwaar beladen zag ik mijn onthaarden staart naargeestig ingetrokken tusschen mijn met doorn en stekel steeds gemartelde achterpooten.