Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 25 mei 2025
Ik ben zulk een slecht jager niet, dat ik den hond zou wijzen, waar het wild ligt, als ik niet wil, dat hij er jacht op maakt." "Ge hebt gelijk," zeide Gurth; "het zou verkeerd zijn, als Aymer jonkvrouw Rowena zag; en het ware mogelijk nog erger, als Cedric, gelijk zeer waarschijnlijk is, met dezen krijgshaftigen monnik in twist geraakte.
Nog eens diep buigende, maakte Rowena zich gereed om te vertrekken; maar toen ze een oogenblik stil hield, terwijl Cedric, die haar vergezellen zou, insgelijks afscheid nam, bevond zij zich onverwachts dicht bij den gevangen De Bracy. Hij stond onder een boom in diep gepeins, met de armen over elkander geslagen, en Rowena hoopte, dat zij onopgemerkt hem zou kunnen voorbijrijden.
Terwijl de trompetten weergalmden, de herauten de stem verhieven, om den dapperen eer en den overwinnaar roem toe te zwaaien, terwijl de dames met zijden doeken en geborduurde sluiers wuifden, en alle toeschouwers een luidruchtig vreugdegejuich verhieven, geleidden de maarschalken den Onterfden Ridder dwars door het strijdperk naar den eeretroon, dien Rowena bezette.
"Wie is die Jonkvrouw Rowena," vroeg Prins Jan, "van wie wij zooveel gehoord hebben?" "Een Saksische erfdochter, met groote bezittingen," hernam Prior Aymer; "eene roos in beminnelijkheid, en een juweel in rijkdom, de schoonste onder duizenden, kostbaar als de kostbaarste reukwerken van het Oosten."
Nauwelijks waren zij vertrokken, of er kwam plotseling een stoet van onder de groene takken te voorschijn, die langzaam over de vlakte trok en dezelfde richting nam, als Rowena en haar geleiders.
Zoo één uwer honger mocht lijden, dan herinnert u, dat Rowena voedsel heeft; zoo gij dorst hebt, dan heeft ze menig vat wijn en bier; en zoo de Normandiërs u uit deze bosschen verjagen, dan heeft Rowena bosschen genoeg in eigendom, waar hare dappere bevrijders in volle vrijheid kunnen rondzwerven, zonder aan den houtvester voor elken afgeschoten pijl rekenschap te moeten geven!"
"Dat zal niet noodig zijn," zei Jonkvrouw Rowena, haar stilzwijgen brekende; "mijn stem zal gehoord worden, zoo geen andere in deze zaal zich ten voordeele van den afwezigen Ivanhoe verheft. Ik verzeker, dat hij iedere eervolle uitdaging ridderlijk zal aannemen.
"Wij zullen het niet vergeten," zei Prins Jan; "en om dadelijk een begin te maken, bevelen wij onzen seneschal, om Jonkvrouw Rowena en haar gezelschap te weten: den lompen boer, haar voogd, en den Saksischen stier, welken de Zwarte Ridder in het toernooi ter nedervelde, op het feest van dezen avond te noodigen."
Zooals hij zich in meer bedaarder oogenblikken voorgenomen had, ontving Prins Jan Cedric en Athelstane met uitstekende vriendelijkheid, en betuigde zonder eenigen wrevel, zijne teleurstelling, toen de ongesteldheid van Rowena door den eerste als de reden werd opgegeven, waarom zij aan zijne eervolle uitnoodiging niet had kunnen voldoen.
"En mijn pupil Rowena?" zei Cedric; "ik vertrouw toch, dat gij niet voornemens zijt haar te verlaten?" "Vader Cedric," hernam Athelstane, "wees redelijk. Jonkvrouw Rowena geeft niet om mij; zij houdt meer van den pink van den handschoen van mijn neef Wilfrid dan van mijn geheelen persoon. Daar staat zij om het zelve te bekennen.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek