United States or Guadeloupe ? Vote for the TOP Country of the Week !


De tijdelijke verbetering, die Grotius bracht, weegt niet op tegen de veel grootere onheilen, de valsche leeringen, voor welke hij de baan opende, met zijn naturalistische moraal en individualistische rechtsleer. Met den natuurtoestand tot uitgangspunt te nemen van recht en zedelijkheid leidde Grotius de moraal en de rechtswetenschappen in een zeer verkeerd spoor.

Aangezien de staat zich vóór geen andere moraal of rechtsleer mocht verklaren, dan die hij zelf proclameerde, kwam hij er toe zich op een even zachte als noodlottige helling te begeven ten opzichte van de godsdiensten, die hij tevoren had geïgnoreerd. De volstrekte neutraliteit, die de regeering beleed, was reeds een begin van verloochening.

Bleef dus ten onzent tot nu toe een gangbare rechtsleer van het auteursrecht ontbreken, in andere landen, en met name in Duitschland, hebben de rechtsgeleerden zich met gunstiger resultaat toegelegd op de taak, die hier nog te doen bleef: nl. door het formuleeren van vaste regels en het vormen van klare juridische begrippen in deze materie eenige orde te brengen, zoodat aard en omvang van dit recht, in overeenstemming met het rechtsbewustzijn stelselmatig kunnen worden vastgesteld en het in het rechtssysteem de plaats kan worden aangewezen, die het naast andere subjectieve rechten toekomt.

Over de economische theorieën, en speciaal die van Schaeffle, welke mr. de Ridder op het oog had, zal ik in de volgende paragraaf spreken. Hier kan reeds worden opgemerkt, dat economische beschouwingen, hoe belangwekkend zij ook mogen zijn, toch nooit de plaats van een rechtsleer kunnen innemen.

Thomas en de Groot. De laatste wilde met behulp dezer feiten, door niemand te loochenen, eene moraal en rechtsleer construeeren, die autonoom was, die op zich zelve stond, en daarom passend was in elk systeem, voor allen, welke wereldbeschouwing zij ook huldigden. Het middel meende Grotius te vinden in het princiep: volgens zijn natuur leven is goed leven.

Schaepman betoogde bij dezelfde gelegenheid in de Tweede Kamer, dat de wetgever het auteursrecht niet had te scheppen, maar dat het een bestaand, op redelijkheid en rechtvaardigheid steunend recht was, waaraan door de wet slechts eene vormelijke en stellige uitdrukking moest worden gegeven; en in sommige aan het auteursrecht gewijde monographieën worden naast het algemeen belang ook gronden van billijkheid en rechtvaardigheid aangevoerd en wordt er op gewezen, dat het auteursrecht in overeenstemming is met de in ons geheele privaatrechtelijke systeem gevolgde beginselen . Doch het bleef meestal bij enkele algemeene opmerkingen; geen der genoemde schrijvers kwam er toe, zijne denkbeelden zoover uit te werken, dat men zou kunnen spreken van een rechtsleer van het auteursrecht.

Met de individualistische rechtstheoriën zijner voorgangers ging Grotius mede, en trachtte hun goed recht te bewijzen uit van te voren aangenomen beginselen, en wijzigde vervolgens die rechtstheoriën volgens de eens aangenomen principen. Waar vond echter de Groot de beginselen zijner individualistische rechtsleer?

Het zou ons te ver voeren ze op te sommen. Op eenige kunnen wij de aandacht vestigen; Grotius beschouwt den mensch als sociaal en redelijk wezen, en bouwt op deze menschelijke eigenschappen zijn moraal en rechtsleer. Hij spreekt van een natuurwet en daarneven van een stellige wet, die een goddelijke of een menschelijke kan zijn, en die hij gelijk de scholastieken bepaalt.

Een rechtsleer, waarbij, op voorbeeld van deze economische theorie, niet de geestelijke scheppingen opzichzelf zouden worden beschouwd maar alleen de stoffelijke goederen, die aan deze scheppingen het aanzijn danken, zou nooit een goed inzicht in het wezen van het auteursrecht kunnen geven.