United States or Greece ? Vote for the TOP Country of the Week !


Het weergalmde hier en daar als een sombere weeklacht en stierf in machteloosheid weer uit. Maar de officieren liepen vloekend langs de rangen heen en herhaalden 't bevel en nogmaals galmde 't somber-klagend op en nogmaals stierf het als in wanhoopsnikken uit, omdat de mannen weenden, weenden... Toen raasden de trommen en floten de pijpers.

O zeker, zij vervullen hun uur, alzoo ook dansen de dansers en pijpen de pijpers voor hen, Hun schoonheid gaat voorbij, zij doen wat zij moeten doen, Dit alles doet wat het moet doen tot het door een enkel woord der Godheid in het namelooze wordt weggeslingerd.

Hier zag ik de uitgestrekte heiden der landes, zoo ver het oog reikte, onder een grijzen hemel; bergen met donkere wouden, een verlaten land, en ik voelde mij koud door een onuitsprekelijk gevoel van vereenzaming.... Het was de muziek van de pijpers, de doedelzakblazers van de Hooglanders; soldaten van dat regiment liepen op het plein heen en weer, in automatischen pas, ernstig en onverschillig.

Dat ook gevechten van minder omvang en beteekenis misschien reeds in de 12de eeuw in een lied werden bezongen, blijkt ons uit eene mededeeling van den kroniekschrijver LAMBERT VAN WATERLOOS. Niet lang vóór 1108 werd in de buurt van Doornik een gevecht geleverd, waarin tien broeders sneuvelden; een treurlied over dat gevecht werd nog in latere tijden door liedjeszangers gezongen . Deze liedjeszangers waren met de pijpers, fluitspelers en andere muzikanten dier dagen de bewaarders en verbreiders, misschien ten deele ook de dichters van zoovele liederen die toentertijd bestaan moeten hebben, doch, naar het schijnt, voorgoed verdwenen zijn.

Vervolgens kwam een Vlaamsch vendel van tweehonderd soldaten, met zijn kapitein, zijn vendrig, en verdeeld in twee afdeelingen van honderd man, elk aangevoerd door de bent-serjanten, en onderverdeeld in rotten, geleid door tiendeniers of rotmeesters. De provoost en zijne stokknechten waren mede voorafgegaan door pijpers en tamboerijnslagers, die bliezen en roffelden om 't hardst.

Op de trappen van de kapel stonden een heremiet die giegelend, aan 't kleppen was vijftig staffieren met brandende keersen in de hand, spelers, klokluiders en trommelslagers, klaroenblazers, pijpers, schalmei- en doedelzakspelers, alsmede een hoop lustige gezellen, die bakken vol oudroest in de handen hielden, doch voor het oogenblik allen stille zwegen.

De overweldigers die reeds Luik hadden ingenomen en Leuven en Brussel en Mechelen en zoovele steden en dorpen op onzen vadergrond, zouden ook Anwerpen binnenrukken met het hoonend geluid hunner gillende pijpers, Antwerpen, de stad van Rubens, de trotsche, blijde stad van stoeten en landjuweelen vol ongeziene pracht en schittering.

Hier zag ik de uitgestrekte heiden der landes, zoo ver het oog reikte, onder een grijzen hemel; bergen met donkere wouden, een verlaten land, en ik voelde mij koud door een onuitsprekelijk gevoel van vereenzaming.... Het was de muziek van de pijpers, de doedelzakblazers van de Hooglanders; soldaten van dat regiment liepen op het plein heen en weer, in automatischen pas, ernstig en onverschillig.

Bij tusschenpoozen roffelden de trommen en piepten klagelijk de pijpers. En dan zongen zij, met zware, logge stemmen, griezelig droef-klinkende liederen.