Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 29 mei 2025
De planten zijn niet minder merkwaardig dan de dieren, ook zij leven, en het is alleen door eenen samenloop van omstandigheden, dat niet het hoogst ontwikkelde ras een plantenras geworden is, in plaats van het menschenras. Tot die cryptogamen behooren de wieren, de zwammen, de schimmels, de mossen, de paardestaarten, de varens.
Onder den invloed van de nieuwe omgeving gaven de celweefsels, die oorspronkelijk gelijkslachtig waren, het aanzijn aan nieuwe bedekkingen. Bij gewijzigde voeding werden ook de planten voor dat doel gewijzigd. Zoo ontstonden eensdeels de blad- en levermossen, anderdeels de varens, de paardestaarten en andere.
Het tijdperk der sporeplanten opent de rij, om later gevolgd te worden door de zaadplanten. Onder de devonische fossielen heeft men overblijfselen gevonden, die behoord hebben tot paardestaarten van eene hoogte van 10 meters.
Zie 'k Holland weer met zijn bestraalde vaarten, Rivieren blankend tusschen 't spichtig groen, Waar, in den glorierijken zomernoen Goude' iris, tusschen riet en paardestaarten, En 't breede bloemscherm 't daglicht zingen doen, Dan doet er in mijn ziel een zaal'ge klaarte Zooals de zon stijgt trotsch uit wolkgevaarten Der Schoonheid blijde wederkeer vermoên. Ik ben de zoon van Holland!
Het plantentype der steenkoolperiode is verdwenen, maar de "bedektzadigen", d.i. de planten, die alleen reeds 9/10 uitmaken van de tegenwoordige flora, zijn nog niet gevormd, behoudens enkele zeldzame éénzaadlobbigen. Men vindt bijna alleen sporeplanten en naaktzadigen, de eerste vertegenwoordigd door varens, paardestaarten e.a., de tweede door cycadeën en naaldboomen.
Die soort kreeg hare grootste uitbreiding in de triasperiode en is daarna uitgestorven. Op de teekening is één der dieren voorgesteld, op den rug gezien, het andere, half in water gedompeld, doet ons de borstplaten zien. Links ziet men op dit landschap paardestaarten en calamiten, rechts boomvarens, tijdgenooten der labyrinthodonten, van de steenkool- tot de triasperiode.
Over den geheelen archipel, die toen bestond, waar nu Europa gelegen is, merkt men op, dat de plantengroei der kusten en lage streken van dien der heuvels en bergtoppen verschilt: beneden, de varens met breed ontwikkelde of fijn uitgesneden bladeren, de paardestaarten en de oorspronkelijke naaldboomen; boven, op de drogere en hooger gelegen plaatsen, de varens met schraal en hard loof, cycadeën en de reuzenconiferen, die de voornaamste boomen waren der wouden op de bergen.
Bij dien vruchtbaren plantengroei kon men in de lauwe wateren, in de nauwelijks verrezen eilanden, in de vochtige wadden, de meest verschillende soorten ontdekken van sporeplanten, zooals paardestaarten en mossen. Zij vormden als het ware het weefsel der formaties, waarop de reusachtige paardestaarten groeien moesten.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek