United States or Nigeria ? Vote for the TOP Country of the Week !


Edele gastheer, wat keizerlijke weelde!: Zend dezen steur, gastheer, ter Palatijnsche taaflen; Zoo zeldzame spijs siere ambrozischen disch! Hij is onverbeterlijk! lachte Plinius. .... Maar eten wij hem éerst zelf op! vervolgde Martialis in proza.

Ik ging naar omlaag, in een niet te beschrijven stemming van zelfverwijt en eigen minachting, en gevoelde mij de genade, die mij bewezen was, onwaardig. Mijne vroegere schandelijke levenswijze stond, met de zwartste kleuren geteekend, in alle duidelijkheid voor mijnen geest. Ik had de overtuiging een verhard en onverbeterlijk zondaar te zijn.

Daarbij waren zij onverbeterlijk gegrimeerd en liepen met een paardje op rolletjes, handje aan handje. Dat was een waar succes en ieder vond, dat de jury recht had gedaan, hun den eersten heerenprijs toe te kennen. Aan deze en al dergelijke vermakelijkheden doen de tweede klasse passagiers met de eerste mede.

Een kram is onverbeterlijk voor ons doel. Wij nagelen de bovenste tree vast aan het luik, zoodat dit naar boven niet opgetrokken kan worden. Dan kunnen die mannen de trap niet afkomen, en daar wij de ladder wegnemen, zitten zij op het terras gevangen, waar zij in den regen kunnen blijven staan, tot het dag wordt. Dat zal hun ondernemingslust wel wat afkoelen.

O ja, weende Francine, o ja, Oomken, als het u belieft, laat me bij moederken gaan! Mijnheer du Bessy schudde zijn hoofd. Hij zag er wel oud uit, mijnheer du Bessy; maar, gelijk altijd, waren zijn blinkende haren, schoon zwart geverfd, geleid in een wit-rechte streep tot op zijn hoog-witte halsboordje van achter, en zijn snor en kinnebaardje zwart-glansden onverbeterlijk. Hij zag er zeer oud uit.

Het was soms alsof op geringen afstand een heele stad in brand stond en omdat wij wisten, dat er geen menschenlevens en geen groote waarde door verloren ging, konden wij ons gerust de weelde gunnen er met welgevallen naar te zien. Gelukkig bracht de avond de gewenschte koelte en des nachts was de temperatuur onverbeterlijk.

De alférez was, als alle onboetvaardigen, onverbeterlijk: hij ging vloekend de kerk uit en zoodra hij een koster of een bediende van den pastoor te pakken kon krijgen, ranselde hij hem af en liet hem den vloer van de kazerne en die van zijn eigen huis boenen zoodat dit er daarna fatsoenlijk uitzag.

Die strijd is hard en scherp, maar hij moet leiden tot een overwinning. Aldus zegt het den dichter zijn naïef vertrouwende kinderlijke aard. Want is hij een bittere kamper, hij heeft tegelijk behoefte aan liefde, aan vertrouwen, aan harmonie. Hij is onverbeterlijk een optimist.