Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 29 mei 2025
Nu zingt, nu speelt, nu reit en danst, Nu looft den Heer der Heeren, Die ons met de overhand bekranst, Vlecht hem een kroon van eeren; Hij is, die al de banden van Ons slavernije breken kan, En onzen rouw in vrolijkheid verkeeren.
Driemaal deed zij de spoorreis over de Andes-keten, en Chili trok haar van alle zuid-amerikaansche republieken het meest aan. Daar bracht zij twee jaren door en leerde er land en volk grondig kennen. Beide looft en prijst zij, en het is haar een genoegen, heldere denkbeelden over de interessante republiek en hare hulpmiddelen te mogen helpen verspreiden.
Zacht herhaalde hij bij zich zelven: »Looft den Heer uit de Hemelen! Looft hem in de hoogste plaatsen!" En als soms hem het hart in den boezem zwol bij het bedenken van het geluk, dat hem wachtte, wilde hij zich niet kinderachtig toonen, maar streek snel de rechterhand door het lange, krullende hair, om eene afleiding te vinden, die hem weer op zijn verhaal bracht.
Driemaal deed zij de spoorreis over de Andes-keten, en Chili trok haar van alle zuid-amerikaansche republieken het meest aan. Daar bracht zij twee jaren door en leerde er land en volk grondig kennen. Beide looft en prijst zij, en het is haar een genoegen, heldere denkbeelden over de interessante republiek en hare hulpmiddelen te mogen helpen verspreiden.
De Heer gedenkt aan zijn verbond Over zijn uitverkoren, Looft Hem met ziele, tong en mond, Die Israël staat voren , Die Jacobs huis, in dienstbaarheid, Onder zijn schaduwe bespreidt , Prijst zijnen naam, en wilt nu vreugd oorboren .
Het geen hy jankte, geleek veel meer naar het morrent gegnor van ondankbaar Vee, dan naar de zuchten van een bewogen hart, 't geen zynen God looft.
De zon moog haar stralen In 't westen doen dalen, Dit geeft mij geen smart: God heeft ook geschapen Den nagt om te slapen, Dies looft Hem mijn hart. Hoe donker 't mag wezen, 'k Behoef niet te vreezen In 't holst van den nagt. God zal voor mij zorgen, Tot dat mij de morgen Weêr vrolijk verwagt. Geen leed zal mij naken: God wil mij bewaken, Al ben ik een kind.
Alles loopt en dringt en duwt en woelt en krioelt door elkander; men biedt en looft, men kijft en klapt in de handen: dit alles veroorzaakt een rumoer, waarvan een vreemdeling zich bezwaarlijk een denkbeeld vormen kan.
Dus is ook de aard van uw zielskracht oneindig sterker dan de aard en de kracht van uw lichaam. Dat toont een martelaar. Dat ziet ge aan den kranken lijder, die God looft temidden van zijn pijnen. En zoo kan het niet anders, of ook het wapen, waar de ziel over beschikt, moet veel dieper gaan en verder reiken, dan het wapen van uw hand. Niet bij een iegelijk. Dat spreekt vanzelf.
Want de stadsbeul is naar Middelburg, en daar Treslong dit nu eerst verneemt, verheft hij zijn stem tot de menigte vóór het stadhuis en looft een vrij aanzienlijke som uit voor hem, die het beulswerk wil verrichten.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek