Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 4 oktober 2025
Nu is het waar dat de kolossus, op dien kalmen en zoelen Septembermorgen, niets verschrikkelijks had: hij geleek veeleer een weerloozen grijsaard, zich koesterende in de zon, en het vroolijke licht bescheen hem van onder tot boven, doordringende in de spleten en scheuren, waarin de kraaien nestelen, en waarlangs groene slingers wuiven.
Zie slechts, hoe zij, ondanks de barre winterkoude, reeds lang voor den dag het koesterende bed verlaat, om geknield voor den haard, die haar geen warmte geeft, de asch van den vorigen avond weg te ruimen en voorts, de kruimels, de pluisjes en todjes en al die andere naamlooze voorwerpjes, welke ook in het knapste huishouden zich over het vloerkleed verspreiden, op haar blik te vegen.
Het is waar, geen tijdperk wellicht in het menschelijk leven wordt zóo door traditioneele vormen en leefregels beheerscht, die wortelen in het meest primitieve volksgeloof. Maar den boventoon voert toch koesterende moederliefde en blijde vadertrots, aldoor geprikkeld en gevoed door de hulpbehoevendheid van den kleinen lieveling.
Deze werd getrokken door katten, hare geliefkoosde dieren, de zinnebeelden van koesterende liefheid en wellust, of de verpersoonlijking van vruchtbaarheid. Toen kwam zwartbaardige Niörd en achter hem Freya, in dun gewaad, en om haar enkels teer Speelden de grauwe katten.
Ze ging nu ook dikwijls op zijn knieën zitten, met haar armen om zijn hals en haar hoofd op zijn schouder. Of ze wilde dat hij zijn hoofd tegen haar aanleggen zou, "om uit te rusten." En dan keek hij naar haar, dan gleed zijn koesterende blik langs haar zalig-glanzend gezicht.
Om 't even: hij lag daar; en de voor allen even goede, koesterende Zon, deed hem ontspruiten in de zwarte aarde, waar ze Haar warmte indrong, en trok de bloem, die in hem verborgen was tot zich, zoo hoog haar groei dit toeliet; en die groei was nu eenmaal hooger dan de groei van de madeliefjes. Heel vroeg in den morgen keken de buurtjes weer naar het vreemde ding.
Gaf hier de oude dichter op wonderlijke wijze aan hoe zwaar de strijd is tusschen lentezon en winteraarde, of bedroog zijn lust tot vertoon van mythologische kennis zijn wijsheid? Freyer, de zon, is de heer van de warmte en het nieuw-ontluikende leven, hij is de meester van de koesterende zonnestralen, hij is lentedrager, Dagdrager.
Nu is het waar dat de kolossus, op dien kalmen en zoelen Septembermorgen, niets verschrikkelijks had: hij geleek veeleer een weerloozen grijsaard, zich koesterende in de zon, en het vroolijke licht bescheen hem van onder tot boven, doordringende in de spleten en scheuren, waarin de kraaien nestelen, en waarlangs groene slingers wuiven.
Zij overstraalde die verkorenen met den glans van haar glimlach en genoot, wanneer zij bespeurd had, dat men haar lief vond, in een welbehagen van koesterende warmte, maar ook leed zij bijna, wanneer zij in iemand eenige koelte te haarwaarts ontdekt had.
De morgenster steeg gestadig hoger in zijn hemelbaan, schitterend, maar met een zacht kwijnend licht, als strekte hij met schroomvalligheid de gloeiende dagvorstin tot geleide. De aarde lag nog in haar laatste onrustige sluimering, alvorens geheel te ontwaken, wanneer de koesterende aanraking van de zon de haar omhullende nachtelike deken zou opheffen.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek