Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 18 mei 2025
Welke diensten de onderscheiding tusschen vorm en inhoud kan bewijzen, mits deze begrippen behoorlijk worden gedefinieerd en niet alle geschriften over één kam worden geschoren, heeft Kohler vooral in zijn merkwaardig boek: Das literarische und artistische Kunstwerk und sein Autorschutz duidelijk in het licht gesteld.
Een termijn van vijf jaar, zooals ik hierboven in navolging van Kohler voor het publicatierecht van brieven van een overledene heb genoemd, schijnt mij ook voor dit geval meer passend. Hierbij dient echter nog onderscheid te worden gemaakt tusschen de verschillende wijzen, waarop de publicatie kan plaats hebben.
De oorzaak hiervan is volgens Kohler, aan wien ik dit voorbeeld heb ontleend: "...dasz diese Rechtsschöpfungen nur artifizieller Natur sind, dasz sie nicht an sich schon in dem Rechtsgefühl, in der Ueberzeugung des Volkes wurzeln, dasz sie, wie überhaupt artifizielle Schöpfungen, sich nicht mit derselben Naturgewalt aufdrängen, wie die, ich möchte sagen, naturwüchsigen, auf unmittelbarer natürlicher Initiative beruhenden Rechte".
Hiermede ben ik weer teruggekomen op de door Kohler gegeven begripsbepaling, die ook dáárom boven anderen te verkiezen is, omdat zij een zuiver uitvloeisel is van het beginsel, dat aan de auteursbescherming ten grondslag ligt. Dit beginsel is niet: belooning van den aangewenden arbeid, maar: bescherming van het recht op het voortgebrachte goed.
Verreweg het best is m. i. in dit opzicht geslaagd de Berlijnsche hoogleeraar dr. J. Kohler met zijne Immaterialgüterrechts-theorie. Evenals de theorie van den letterkundigen eigendom gaat deze leer van het beginsel uit, dat schrijvers en kunstenaars, die een origineel werk hebben voortgebracht, daarop een uitsluitend recht kunnen doen gelden.
Ook is, naar ik meen, uit het bovenstaande reeds eenigszins duidelijk geworden, hoe Kohler's leer van het Immaterialgüterrecht aan de bezwaren, die tegen de eigendomstheorie zijn in te brengen, tegemoet komt. Een tweetal punten, waarop tegen de theorie van Kohler wellicht de meeste tegenstand is te verwachten, wil ik hier nog kortelijk bespreken.
De geslachtsnamen Slaterus en Colerus zijn verlatynschingen van de oorspronkelik hoogduitsche namen Schlater en Köhler. Ook Knottnerus schijnt my eene verlatynsching van eenen oorspronkelik hoogduitschen geslachtsnaam. Als verlatynschte namen van aardrijkskundigen oorsprong bestaan nog: Acronius, Beilanus, Buranus, enz. allen reeds op bl. 207 verklaard.
Voor dit laatste is noodig, dat de taal als kunstmateriaal zij gebruikt; er moet iets onder woorden zijn gebracht, dat om zoo te zeggen buiten het dagelijksch verkeer staat: "eine dem ordentlichen Kreis des Lebensverkehrs entzogene abgerundete Darstellung" zooals Kohler het elders uitdrukt .
Ik hoop echter dat mijne keus, waarin ik natuurlijk niet volkomen vrij was, niet al te ongelukkig is uitgevallen. Ten aanzien van één schrijver ben ik op dit punt niet ongerust: ik bedoel Kohler, wiens werken ongetwijfeld tot het belangrijkste behooren van hetgeen over het auteursrecht is geschreven.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek