Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 8 mei 2025
Zie mede Aanteek. 26. Charterboek, V 972, 1203. Veelvuldig zijn de geschriften van en over den zoo hoog door mij vereerden BEKKER. Ik wil daarvan enkel vermelden die van Do. DIEST LORGION, B. Bekker in Franeker en in Amsterdam, Gron. 1848 en 51, 3 dln. waarin bijna al de overige zijn opgenoemd.
Men zie dit nader uiteengezet in het belangrijke werkje van Prof. MUURLING, over de echt Christelijke Beginselen der oorspronkelijke Nederlandsche Hervormde Kerk, Gron. 1849. Mijne voorstelling, ook van het vervolg, is op het gezag van dezen voortreffelijken geleerde gegrond.
Dat zij uit het noorden, uit Scandinavië of Zweden en Noorwegen afstammen, wordt evenzeer beweerd, als dat zij uit Azië of het oosten afkomstig en dóór Germanië getrokken zouden zijn, vóór zij zich hier op deze kustlanden vestigden. Uitvoerig handelt daarover Dr. G. ACKER STRATINGH in zijne Aloude Staat en Geschiedenis des Vaderl. Gron. 1849, II 44, 88, 108.
Geschiedenis van de Kusten der Noordzee, met Aanteekeningen van Dr. R. Westerhoff, Gron. 1835, 2 dln., waarvan een derde deel de Geschiedenis der Watervloeden bevat; Mr.
Peter en Worp van Thabor's Kronyken; de Geschriften van Jancko Douwama; Westendorp, Jaarboek van Gron. II; van Halmael's Schieringers en Vetkoopers en Ats Bonninga; tallooze plaatsen in het Charterboek en vele andere werken, welke ik zou kunnen aanhalen, mogen het bevestigen. Aant. 15, op bladz. 135. De Saksische Regering,
Historie, 1749, I; CERISIER, Gesch. der Ned., 1781, I, 24, 29, 82-136; GAILLARD, Geschied. van KAREL den grooten, 1785, I 225, II 32 enz.; WESTENDORP, Jaarboek, Gron. 1829, 1-97; VAN LEEUWEN'S Kronyk der vrije Friezen, 1834, 1-59, benevens de belangrijke Aanteekeningen daarop, enz. Omtrent de bijzondere bronnen van dit laatste gedeelte, zie men Aanteekening 6.
D. F. J. van Halsema, als inleiding van het door hem daarbij uitgegevene Hunsingoër Landregt van 1252, voorkomende in het 2e deel der Verhandelingen van het Groninger Genootschap: pro excolendo jure patrio, Gron. 1778; een voortreffelijk werk, dat ik reeds voor jaren herhaaldelijk bestudeerd heb, doch waaruit ik voor mijn tegenwoordig doel weinig kon overnemen, dewijl ik mij tot de hoofdtrekken der Friesche geschiedenis bepalen- en, om uitvoerigheid te vermijden, tot mijn leedwezen vele bijzonderheden achterwege laten moest.
Zie verder over de afkomst der Friezen de Voorrede van het 1e dl. van het Vriesch Charterboek; YPEIJ, Geschiedenis van de Ned. Taal, Gron. 1812, I 126, 150, II 106; FOEKE SJOERDS, Beschrijving van Friesl., Leeuw. 1765, I 277; Oudheden en Gestichten, I 1, 38, II 337; Dr. L. J. F. JANSSEN, Drenthsche Oudheden, 17, 167. Na een naauwkeurig onderzoek heeft de geleerde oudheidkenner Dr.
Zóo inwerkend op tal van ambachten werkt de bouwkunst in en door dit alles terug op het gebied der kunstnijverheid en daardoor weder op het zoo uitgestrekte gebied der nijverheid": C. H. Peters, Oud-Groninger kunst, in de Gron. Volksalman. 1896, bl. 128.
Belangrijk is ook de verhandeling van den Heer P. Burggraaff over den oorsprong en de namen dier partijen, voorkomende in het Tijdschrift voor Onderwijzers, Gron. 1833, I 34. Deze meening van een edelman, die ongaarne tegen den adel zou getuigen, lijdt echter bedenking.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek