Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 24 juli 2025
De Wethouders van Gent allen Leliaards zijnde, en denkende dat Philippe le Bel in allerhaast een nieuw leger naar Vlaanderen zou afzenden, wilden hun poorten gesloten houden om de stad zolang aan de Fransen te bewaren, zij werden welhaast door de Gentenaren over dit verraderlijk inzicht gestraft.
Lodewijk toonde hun aan, dat hun voorgeven logenachtig was, en dat de Hertogin aan hare moeder Margaretha, aan de Heeren van Himbercourt en Hugonet en aan Adolf van Kleef, volmacht gegeven had tot het bestuur. Hierdoor werden de Gentenaren zeer verbitterd en beschouwden zich als bedrogen door hun Hertogin.
Door wonden en vermoeidheid afgemat zonk hij ten laatste op de lijken zijner wapenbroeders neer en de Gentenaren liepen toe om hem te doden; maar Jan Borluut wilde de dappere Fransman niet laten sterven, hij deed hem achter de slagorde dragen, en nam hem onder zijn bescherming .
Op dezen woesteling sloegen de Gentenaren 't oog, haalden hem uit zijn gevangenis, stelden hem aan het hoofd van hun leger, ja zeiden hem zelfs, ter belooning voor de diensten, die zij van hem verwachtten, de hand toe hunner Hertogin.
In die twijfel dorsten de Vlamingen, die zich bij het leger bevonden, hun broederen van Gent niet met luider stem van verraderij beschuldigen, echter werden de Gentenaren door velen verdacht gehouden, en menig eenzame vloek, welkers doel men niet zou geraden hebben, was hun toegestuurd.
Zij drongen zich opeen in de opening, en meenden het leger langs achter neer te hakken, maar dit gelukte hun niet, zij vonden overal een muur van speren en helmbijlen. Jan Borluut, de twee vleugels zijner schaar vooruitzwaaiende, deed zijn vijfduizend Gentenaren in een kring dringen, en sloot alzo het net, waarin hij bij de duizend Fransen had gevangen.
Het past wonderwel bij den optocht der Gentenaren naar de kermis van Houthem met den schrijn van Sint Lieven.
Het is wel te zien dat hij te Namen gewoond heeft, hij kent de Bruggelingen niet, anders zou hij de Gentenaren niet begeren. Wij hebben hen niet nodig, of't kwaad vuur moet mij branden! Dat zij thuis blijven, wij zullen onze zaken zonder hen wel africhten en daarenboven het zijn toch maar wankelaars!" Als een echte Bruggeling beminde Breydel de Gentenaren niet.
De Gentenaren echter, die het hierin met hun Vorstin eens waren, dat zij van geene Fransche overheersching gediend bliefden, zonden van hunne zijde een Gezantschap aan Lodewijk, en verzochten hem, zijn vordering van Maria's hand voor zijn zoon te laten varen en vooral geen oorlog tegen haar te voeren; daar niet Maria, maar de Staten des Lands de regeering op zich genomen hadden.
Rodolf de Nesle, zijn ruiters weder in orde gebracht hebbende, viel opnieuw met volle ren tegen de Gentenaren, terzelfder tijd zakte de middenbende achteruit, en de Fransen denkende dat zij de slagorde gebroken hadden, hieven aan met blijde kreten "Noël! Noël! Zege! Zege!"
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek