Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 10 juli 2025
Toen de kleermaker dat hoorde, schrikte hij en begreep, dat hij zijn drie zoons onschuldig verstooten had. »Wacht maar, ondankbaar schepsel!« riep hij, »wegjagen alléén is geen straf genoeg, ik zal je zóó teekenen, dat je je bij geen eerlijken kleermaker meer kunt laten zien,« en in een vaart liep hij de trap op, haalde zijn scheermes, zeepte de geit haar kop in en schoor dien zoo glad als zijn vlakke hand.
"Wie weet, of die wel ooit weer beter wordt," zuchtte de moeder. Toen Lize dat alles gezien had, deed ze de handen voor de oogen. Ze kon zooveel ellende niet meer zien. "O," riep ze, "draai den wijzer weer op mijn nummer, dat de geit van die arme menschen blijft leven." Daar sloeg op eens de deur voor de klok dicht.
Maar zoodra zij in de open lucht waren, hoorde de oude man, ofschoon hij ver weg op een verwijderden berg zijn geiten hoedde, het gekletter van de gouden hoeven en hij riep tegen zijn groote geit: "Zij zijn weggeloopen. Laten we hen dadelijk volgen." In merkwaardig korten tijd zat de oude man op zijn groote geit den prins dicht op de hielen. Toen zei het paard: "Werp uw kleinen steen neer!"
Jong gevangen Steenbokken gedijen in den regel goed, wanneer men hun een Geit als min geeft; zij worden ook spoedig tam, maar verliezen deze eigenschap weer, naarmate zij ouder worden. Zij zijn even nieuwsgierig, plaagzuchtig en uitgelaten als jonge geitjes en aanvankelijk zoo speelsch en grappig, dat het een lust is naar hen te kijken.
Maar die geit die hen allemaal met haar melk moest onderhouden, had goed voeder noodig en werd alle dag naar buiten gebracht om te grazen; dat deden de zoons om de beurt. Eens bracht de oudste haar op het kerkhof, waar gras en kruid zoo welig groeide, en liet haar daar grazen en rondspringen.
"Goeden avond," juichte de jongen, "ik ga naar de Blauwe Geit, eene schel hesp eten." "Kom, Sander, ik ga mede," zeide de vader. "Het deugt hier niet. Na eene gansche week zuren arbeid mogen wij wel een beetje ons verzetten."
Eén, maar dan liefst met een zes-en-dertig ponder en dan zoo netjes gemikt, dat die Kris op den grond tolt als een dronken kadraaier!" "Dus maar dadelijk met scherp, Ammiraal?" "Loop heen, kerel, je staat me daar net bij als eene geit voor het Prinsenhof. Snor uit, ik zal wel groeten!"
Het Schaap heeft slechts gedurende zijn jeugd een opgewekt humeur, zoo ook de Steenbok; de Geit behoudt haar vroolijkheid langer dan zijne beide verwanten. Zonder eigenlijk in ernst twistziek te zijn, daagt zij gaarne iemand tot een tweegevecht uit." Ik denk nog steeds met genoegen terug aan een zeer forschen geitebok, die rustig lag te herkauwen in het dorp, waar ik als jongen woonde.
De sterke, met kolossale hoornen gewapende bokken bestrijden in dien tijd met moed en volharding hunne mededingers. De geit werpt meestal in het einde van Juni of in het begin van Juli 1 of 2 jongen, die in grootte ongeveer overeenstemmen met een pas geboren Huisgeit. Reeds weinige uren na de geboorte toont het jong, dat het bijna even stoutmoedig de bergen beklimt als zijn moeder.
's Avonds toen hij naar huis woû, zei hij: »Geitje ben je zat?« De geit antwoordde: »Ik ben zoo zat, Ik lust geen blad mè, mè!«
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek