Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 1 juli 2025
In zijn Temple de Bocace, een hol galmende hal van adellijken roem en ongeluk, laat Chastellain den grooten financier Jacques Coeur niet zonder een woord van verontschuldiging toe, terwijl de verfoeilijke Gilles de Rais er ondanks zijn ontzettende misdaden gereedelijk toegang vindt van wege zijn hooge geboorte.
Men zag Lodewijk XI tranen storten bij zijn intocht in Atrecht; tijdens zijn verblijf als dauphin aan het Bourgondische hof beschrijft Chastellain hem herhaaldelijk in snikken en tranen . Er is natuurlijk overdrijving in die beschrijvingen, het "geen oog bleef droog" van een dagbladbericht.
Dan spreekt Chastellain van "vostre très-humble et obéissante serve et ancelle, la ville de Gand", "la viscérale intime douleur et tribulation", La Marche van "nostre francigène locution et langue vernacule", Molinet van "abreuvé de la doulce et melliflue liqueur procedant de la fontaine caballine", "ce vertueux duc scipionique", "gens de mulièbre courage".
Chastellain, Ip. 187/89: intocht van Hendrik V en Philips van Bourgondië te Parijs in 1420; II p. 16: intocht van den laatste te Gent in 1430. Doutrepont, p. 379. Deschamps, III p. 89 no. 357; le roi René, Traicté de la forme et devise d'un tournoy. Oeuvres, II p. 9. Olivier de la Marche. II p. 202. Monstrelet, I p. 285. cf. 306.
Doch terwijl in de schilderkunst dit rhetorische element een ondergeschikte plaats inneemt, is het hoofdzaak in het proza van Chastellain. Zijn scherpe observatie en levend realisme verdrinkt veelal in den vloed van al te fraai aangekleede frazen en ronkende woordenpraal.
De verhouding wordt gezien als een parallel tot de hoofsche liefde: "Sy n'as dame ne mignon", zegt Chastellain. Doch elke toespeling, die haar op één lijn met de Grieksche vriendschap zou brengen, ontbreekt ten eenenmale. De openlijkheid, waarmee het mignonschap behandeld wordt in een tijd, die het crimen nefandum zoo verfoeide, moet elken argwaan doen zwijgen.
Zoo is het te begrijpen, dat iemand als Chastellain, wiens vatbaarheid voor ethische illusie geëvenaard wordt door zijn politische naïveteit, naast de hooge eigenschappen van den adel den derden stand slechts lage en slaafsche deugden toekent.
H.L. Daniel, Thesaurus hymnologicus, Lipsiae 1841-1856, IV p. 288. Deschamps, III no. 330, 345, 368, 399. Gerson, Sermo III de defunctis, Opera, III p. 1568; Dion. Cart. De quatuor hominum novissimis, Opera, t. XLI p. 511; Chastellain, VI p. 52. Villon, ed. Longnon, p. 33. Ib. p. 34. Emile Mâle, l'Art religieux
Dat is niet altijd zoo geweest. Een halve eeuw of iets meer geleden, toen men Memlinc nog Hemlinc schreef, kende de ontwikkelde leek dien tijd in de eerste plaats uit zijn geschiedenis, weliswaar in den regel niet uit Monstrelet en Chastellain zelf, maar dan toch uit De Barante's Histoire des ducs de Bourgogne, dat daaruit is afgeleid.
Tusschen Chastellain en Jan van Eyck is onmiskenbare verwantschap, bij verschil in hoogheid. Van Eyck op zijn slechtst is ongeveer Chastellain op zijn best, en het is al wel, om in het mindere Van Eyck te evenaren. Ik denk bij voorbeeld aan de zingende engelen op het Gentsche altaarstuk.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek