Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 10 mei 2025
Het bleeke bloeisel van de Herfstseringen Vergoedt den korten sneeuwbloei van den Mei, En kan de stem van 't stervend jaar niet zingen Zoo schoon als 't zang-doorklonken Lent-getij, Heeft reeds de nachtegaal zijn lied verloren Zwijgt reeds de trots-gebekte merel stil, De zwaluw zwiert nog over 't stoppelkoren En vlakke vaart of 't nimmer wintren wil,
En alles om hen heen kreeg nu ook meer en meer zijn vaste vorm en kleur: het vlas waarin zij zwoegden lag scheef en schots geslagen door de laatste zomer-onweersregens, als een reusachtige vacht van levende, ongekamde, geel-groene borstelharen; de blonde korenakkers er omheen bogen hun rijpende halmen naar den grond; de aardappel-landen lagen somber-groen, met al de rechtopstaande witte trosjes van hun bloeisel als zoovele zilverwit brandende kaarsjes; de nog grijs-groene haver trilde door al haar miljoenen bepareldauwde klokjes, en de bloeiende klavervelden vlamden alom als paarse en roze, plat ten gronde uitgestrekte vlaggen, tusschen die schitterweelde van smaragd en goud.
Op een ochtend, toen Rozeke in de vroegte buitenkwam, scheen het haar toe of ze zich plotseling op een heel andere doening, in een soort van wonder-of-tooverland bevond. Wat was dat! al die boomen eensklaps zoo groot en overladen met het weelderigste bloeisel! En dat ruischend zilverkleed in plaats van grasveld! En die heg om het erf als een blauw-wazig verre muur van doorschijnend-kristal!
Kersen en krieken, pruimen en peren hadden reeds gezet en de vergankelijke weelde van hun eenmaal sneeuwwit bloeisel hing, als in bruine, verschrompelde lapjes, aan de dunne, naakte twijgjes; maar al de appelboomen stonden in hun rijksten prachttooi en 't waren alom als groote, witte en roze, tooverpaddestoelen, als boomen uit een Paradijsdroom, door een wonder van heerlijkheid op aardschen bodem overgeplant.
Kijk, daar in de hoogte was een ruit bevaagd met schimmen van bloeisel, zooals ik dat buiten dikwijls zag, diep schemeren onder water, op den grond van een vijver; ik kon ze hier zien groeien, en worden tot de ragteêre karkassen van boomloof bewaard tusschen de bladen van een oud boek; en naar lager, daar was het een forsch gestengel, een geslier en gescheut dwars over het glas, in neêrhangend bladgewapper, gelijk pluimriet, als flakkerend lies, als lang gladiolussengroen.
Om hem henen rees een nieuwe lente, en vele zaden ontsproten thans tot vroolijk bloeisel: hij ging weer aan het dichten. De proletariesch-voortvarende Schiller hield hem aan het werk, was gewoon te strijden tegen den remmenden invloed van lichaam, atmosfeer, stemming, stoffelijke omstandigheden.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek