Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 5 juli 2025
3 Zoden vormen de dakvorst. 4 Ovenhuis. 5 Tafel. En mocht ik maar twee zielen hebben, 'n mocht ik maar twee menschen zijn, 'k zou weven mij tweêrhande webben: een' webbe groef, een webbe fijn. Een webbe zou 'k, van zonne en zijde, mij weven, en van goudgespin; met boomen en met blaren, blijde, met meer als een schoon blomken in.
De lucht scheen hem zachter hier dan in de bergen, er was een onnoemelijke behagelijkheid in dit lichtloos uur van den dag, in den geur van molmend hout, in het geritsel der dorre blâren die Mevena met den voet wegschoof, en luchthartig antwoordde hij haar geroep, zoodat het oud geboomte weerklonk van lachend hoog en diep geluid om beurt.
't Is scherenstijd, in 't houtgewas; geen stap mij ooit zoo zoet en was als dien ik eens, in Ipersteê, deur de afgevallen blâren deê! 2 Reeuwroof = lijkroof. 3 Kwene = oud wijf.
Het groen der blâren, op den achtergrond zwart als niets anders te doen hebbend dan het verheffen van het blank der bloemtuil, is saâmstemmend verzeld alleen en aangevuld door het sober rood van het zaad. En ten andere is zeker nooit genoeg te loven, de geest die uit dit werk naar ons toekomt.
Ten einde raad, kwam ik op de gedachte om onze schotels, ketels en koperen trekpotten op een groot vuur heet te laten maken, en die, bijkans gloeiend, op de maagholte en de voetzolen te leggen. Aanstonds vormden zich groote blaren, en na verloop van een uur had de pijn opgehouden en was onze patiënt in een diepen slaap gedompeld.
Met haar fijne handen greep zij in de leelijke brandnetels; deze waren als vuur; zij brandden groote blaren op haar handen en armen: maar gaarne wilde zij dit lijden doorstaan, als zij er haar geliefde broeders maar door kon verlossen. Zij braakte iedere brandnetel met haar bloote voeten en vlocht het groene vlas.
Gouden blaren vielen ritselend uit de hooge, gouden kruinen vóór haar voeten op den grond en de lauwe najaarszon in vlekloos-blauwen hemel, glansde zoo zacht en zoo weldadig. De stilte was volkomen.
De groene blaren, de blaren van zilver en groen, ravotten er om. Dan vliegt ze weer vort, bruine streep in het licht. Beneden is het perk van groote groene planten. Gele koppen van bloemen, gele trossen knikkebollen, zacht bestreken door den wind. De gele koppen vlijmen uit scherp boven het groen. Het is een mooi perk van groote, groene blaren, groen in alle kleuren, zacht, donzig, bits, donker.
Het hazegrauwt: de lanen, vol licht weleer, de wegels en de banen en ziet men meer. Zoo stille staan als beelden, de boomen nu: die roerden en die speelden, ze droomen nu. Die ruischten en die riepen de boomen, nu, ze doen alsof ze sliepen: ze droomen nu. De takken en de blâren, de stammen zijn, die menigwendig waren, nu eens, in schijn.
Op de ouden blijft gesteund, en zijt voorzichtig, jonge spranken; 'n laat u nooit verleiden, om te vroeg u vrij te danken van 't oude: uit de oude grauwte van de schiergestorven boomen zal nieuwgeboren schoonheid eens, en sterkte, henenstroomen. 2 Stam. 't Is scherenstijd in 't houtgewas. De blaren vallen: grond en gras zijn effen, van den wind die waait, vol zilver en vol goud gezaaid.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek