Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 4 juli 2025
ANTIPHOLUS VAN SYRACUSE. Volschoone! wat uw naam is, weet ik niet, Noch door wat wonder gij den mijnen weet; Doch grooter wonder boeit mijn oog; het ziet Een hemelgeest, met lieflijkheid omkleed. Zeg, dierb're, hoe ik denken, spreken moet; Onthul voor mijn verstand, dat aardsch en zwak, Vol dwaling, bot en loom is, niets bevroedt, Den duist'ren zin van wat uw mond daar sprak.
Ik zeide hem, dat 't niet aardig is om iemand beet te hebben en dat geen braaf en goedhartig mensch 't doet want: Neemt gij door slimheid anderen beet Veroorzaakt gij licht smart of leed. En der onnoozelen rein gemoed. Nooit booze sluwheid recht bevroedt, Ik zal morgen eens naar de nichten Komijn gaan om te zien of ik weten kan van welken tak zij zijn.
Al bespeurt gij maar zeer weinig overeenkomst met den man die daar zit en het tien-gulden-portret, zooeven bezichtigd, ongetwijfeld bevroedt gij terstond dat gij den huisvader, den schoolmeester Schelting in persoon voor u ziet. Wat een goed gelaat heeft die oude man. Er is iets edels, iets aantrekkelijks in. Het hooge en breede voorhoofd geeft een schoon denkbeeld van zijn verstand.
In een duel met Margareta's broer Valentin verlamt hij den arm van Fausts tegenstander; deze wordt gedood en Faust moet vluchten, Gretchen in kommerlijke omstandigheden achterlatend. Hij weet niet dat Gretchen, die haar moeder en haar kindje heeft vermoord, op het punt staat onder beulshanden te sterven, maar hij bevroedt dat hij haar diep ongelukkig heeft gemaakt.
Als men tweemaal heeft gestaan voor "de groote zee-engte, waar alles door moet", dan keert men daar niet van terug zonder veel gezien te hebben, dat iemand van robuste, onschokbare gezondheid misschien pas op het eind van zijn leven bevroedt.
Ze staan ons voor oogen zooals ze zijn, maar bovendien zooals ze zich verhouden tot 's dichters levenswijsheid. Slechts de kunstenaar die het wezen der dingen bevroedt kan deze twee werelden dooreenweven, zonder dit hier en daar uitdrukkelijk te constateeren. Vrij en verantwoordelijk handelen de menschen in Goethes "classieke" stukken, en toch ook weer gebonden aan een hooger beginsel.
Vooreerst dan, als het verstand bestaat in levenservaring, wie zal dan met meer recht op dien eervollen naam aanspraak maken, de wijze, die deels uit schaamachtigheid, deels uit beschroomdheid niets durft op het touw zetten, of de dwaas, dien noch de schaamachtigheid, die hij niet kent, noch het gevaar, dat hij niet bevroedt, van eenige onderneming afschrikt?
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek