Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 15 juni 2025
Waartoe dient het, dat we allen het eerst aan Banning Kok en Ruitenberg onze aandacht schenken? Toch zeker niet om ons te laten zien, hoe fraai hunne kleeding, hoe druk hun gesprek, hoe vriendschappelijk hun omgang is; of hoe 'n mooie hand Banning Kok heeft, hoe aardig de zon daarop schijnt en de schaduw over het kleed van Ruitenberg doet vallen.
Dit is scherp opgemerkt van den schilder. We voelen er de onvastheid in van iemand, die, al loopende, met beide handen iets bezig is te doen aan een zwaar voorwerp, en die het gemis merkt van zijne armen, welke anders onder het gaan door slingerbeweging een gevoel van gemak en evenwicht geven. Wat ons het meest verwondert, ook Banning Kok was met zijn konterfeitsel niet tevreden!
Banning Kok nam het Rembrandt misschien kwalijk, dat die hem een gelaatskleur had gegeven van nogal in 't oog loopende roodheid. Voor de ware schoonheid zal hij mogelijk net zoo weinig hebben gevoeld als de dichter Joost van den Vondel. Deze, een tijdgenoot van Rembrandt, wonende als hij in Amsterdam, heeft allerlei beroemde personen in gedichten bezongen, maar nooit den grootsten onzer schilders.
Terwijl Banning Kok zijn rechterbeen juist naar voren gebracht heeft, en hij zijne lichaamszwaarte bezig is op dat been over te brengen, is het rechterbeen van Van Ruitenberg reeds gestrekt, het ondersteunt diens zwaartepunt en geeft aan het linkerbeen gelegenheid om naar voren te komen; de voet rust dan ook nog slechts met de punt van den teen op den grond.
Het bevindt zich in het Rijksmuseum te Amsterdam en dagteekent uit het jaar 1642. De beschouwer voelt zijn blik het eerst getrokken door twee personen op den voorgrond. Het zijn Frans Banning Kok en Willem van Ruitenberg.
Ook bij het lijk op de Ontleedkundige les merkten we, hoe zorgvuldig Rembrandt bestudeerde de manier van eene schaduw om ergens op te vallen. Bij het beschouwen van de vier voortschrijdende beenen herinneren we ons die van Michiel de Ruyter en Zeeger op de plaat: "Dat is onze man." Bij Banning Kok en Ruitenberg alles verschillend: schoeisel, kleeding, kleur en bouw, houding, beweging en stand.
Het stuk mocht niet ontaarden in de voorstelling van eene krijgshaftige groep veteranen uit het beroepsleger van stadhouder Frederik Hendrik. Dit zou gebeurd zijn, als de aandacht meer en in hoofdzaak ware gevestigd geworden op het echte krijgsmansuiterlijk van den man, die onder het gaan zijn geweer laadt, links van Banning Kok, of op de drie, die we weer links van dezen waarnemen.
Het zijn dus ook al weer Banning Kok en Van Ruitenberg, in wie het karakter uitgedrukt is van het soort krijsvolk, dat hier uitrukkende is voorgesteld. Evenmin als het voorafgaande, is dit door Rembrandt op diepzinnige wijze verzonnen; het denkbeeld lag voor de hand. Althans, we krijgen den indruk, dat dit zoo was.
Het had anders gespannen, want in de vergadering van 6 October 1900 was het voorstel van Dr. F. Banning, om het sloopingsbesluit voorloopig niet uit te voeren, met tien tegen acht stemmen verworpen. In de tusschenliggende vier weken, die toen tot 3 November verliepen, zijn alle zeilen bijgezet op het scheepje van niet-slooping, en het is de behouden haven ingeloopen. Zal dat nu ook weer gelukken?
Hebben we nu niet meteen het antwoord op de vraag, waarom Banning Kok en Ruitenberg ten voeten uit zijn afgebeeld, en waarom ze ook, ten voeten uit, in het licht zijn gezet? Het kwam op hunne beenen juist aan! Ze moesten aan 't loopen voor eene heele compagnie!
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek