United States or Åland ? Vote for the TOP Country of the Week !


Bij de bladerlooze soorten staan zij ook wel aan aartjes vereenigd, die dan een cylinderachtigen vorm hebben. Als kamerplant heeft tot heden slechts één soort, de Acacia lophanta, burgerrecht verkregen.

De Reineckia heeft vleeschkleurige bloempjes, die, zooals ook de gravure aantoont, in aartjes vereenigd zijn en haar waarde nog verhoogen. Wij durven gerust het kweeken van dit lieve plantje, dat de kweekers veel tot het beplanten van jardinières gebruiken, aanbevelen. Plant men haar in goede aarde, in potten van 10-12 cM. wijdte, dan zal zij zich spoedig zeer fraai ontwikkelen.

Daar zat hij met het goedaardige grijzende hoofd, met de dunne fijne, licht-roode lippen, met zijn eenigszins laag voorhoofd en bleeke blauwe oogen, met zijn magere, 's winters van tallooze aârtjes doortrokken handen, niet zijn greinen huisjasje of grijswollen sjamberloek, zijn hals een beetje naar voren gebogen, een beetje beverig in zijn vingers bij de minste ontroering, zijn beenen meestal over mekaâr, en met zijn groote witte linnen zakdoek, waarvan een puntje uit een van de zakken van zijn pandjasje piepte.

Delicaat, ja praat jij me van delicaat! donderde Henk haar toe, en hij liet haar alleen, huiverend van schrik bij de gedachte aan wat de wereld van hen zeggen zou. Den volgenden morgen reed Henk met Frans zeer vroeg naar een oculist. Er waren in Henks oog slechts een paar aârtjes gesprongen en hij gevoelde zich reeds verlicht toen het lancet hem van een enkel glaskorreltje verlost had.

Bij de deur zagen de mannen, flauw-rood tegen het wit der pot-ronding, 'n grillig lijntje uitgelekt bloed, aarzelend spoor van een bloedtraan. De vrouw, schuddend 'r hoofd, met jammertrek van wel-willen-snikken, liep naar hen toe, toonde suffig het meerdere rood dat takjes en aartjes had in 't waterig bruin.

's Konings gelaat is gelijk aan een verweerd perkament, beschreven door een geleerden clerk met tal van geschrifts in rooden inkt: dat is om de aârtjes, die tusschen de rimpels ontsprongen zijn, gelijk roode fonteintjes tusschen diepere rivieren verdroogd.

De rogge werd niet voedzaam toen zij aren zette; 't lentekoren waarvan toen ter tijde 't meeste brood gebakken werd, had dunne aartjes op stengels, die nog geen kwart el hoog waren; de laat gezaaide rapen groeiden niet en zelfs de aardappelen tierden niet in den steenharden grond.