United States or New Zealand ? Vote for the TOP Country of the Week !


Immers elk attribuut wordt (vlg. St. X Deel I) op zichzelf en zonder behulp van een ander begrepen. Zoodat de bestaanswijzen van elk attribuut het begrip van hun eigen attribuut vooronderstellen, niet echter dat van een ander. Derhalve hebben zij (vlg. Ax. 4 Deel I) God tot oorzaak alleen voorzoover hij beschouwd wordt onder d

Opmerking: Dit is nog duidelijker te begrijpen uit wat in de Opmerking bij Stelling VII van Deel II gezegd werd, dat namelijk Geest en Lichaam één en dezelfde zaak zijn welke nu eens als openbaring van het attribuut des Denkens, dan weer als openbaring van dat der Uitgebreidheid beschouwd wordt.

Indien ge dit ontkent, stel dan een ding dat uit de noodwendigheid van eenig attribuut voortvloeit en bestaat in een of ander attribuut Gods, bijvoorbeeld de voorstelling Gods in het Denken en onderstel dat het ééns nìet heeft bestaan of niet bestaan zal. St. XI en Gevolg II St.

Want hoemeer een denkend iets denken kan, hoe meer werkelijkheid of volmaaktheid het naar ons begrip moet bezitten. Derhalve moet een wezen, dat oneindig veel dingen op oneindig vele wijzen kan denken, noodzakelijk ook in denkvermogen oneindig zijn. Def. Stelling II. De Uitgebreidheid is een attribuut Gods, ofwel God is iets uitgebreids. Bewijs.

Zoodat, zoolang wij de dingen als denkwijzigingen beschouwen, wij ook de orde der geheele Natuur, ofwel de aaneenschakeling der oorzaken, alleen door het attribuut van het Denken moeten verklaren; terwijl voorzoover zij als bestaanswijzen der Uitgebreidheid beschouwd worden, ook de orde der geheele Natuur uitsluitend met behulp van het attribuut der Uitgebreidheid verklaard moet worden.

Het attribuut van Daikoku, een Rat, heeft een zinnebeeldige en een zedelijke beteekenis, in verband met den rijkdom, die in den zak van den God verborgen is. De Rat wordt dikwijls voorgesteld òf in een baal met rijst, waaruit zijn kop uitsteekt, of terwijl deze binnen in den zak zit, òf terwijl hij met den Hamer speelt; somtijds ziet men een groot aantal ratten.

Ik gebruik niet het door Spinoza zelf gebezigde woord "Zelfstandigheid", daar het in den tegenwoordigen tijd een te beperkten, stoffelijken zin heeft. Het lijkt mij een overdreven taalzuivering, woorden als substantie en attribuut, die met Spinoza's leer gemeengoed der geheele wereld zijn geworden, door Nederlandsche te vervangen.

In het vervolg zal ik deze beide wijzen om de dingen te beschouwen noemen: kennis van de eerste soort, meening ofwel verbeelding. XXXVIII, Gevolg St. XXXIX en St. XL v.d. Hier zal ik spreken van Rede en Kennis van de tweede soort. Deze soort van kennis leidt uit de adaequate voorstelling van het werkelijk wezen van een of ander attribuut Gods de adaequate kennis van het wezen der dingen af.