United States or Nauru ? Vote for the TOP Country of the Week !


Een lang aangehouden toon, uitgaande in een parelzuiveren triller, besloot het gezang en juist stond de jonker gereed om het dijkje te beklimmen, teneinde de zangster te kunnen aanschouwen, die zulke wonderbare tonen voortbracht onder het wandelen want opnieuw klonk haar lied, maar reeds zeer uit de verte toen een vreeselijk gegil achter hem, hem verschrikt deed omzien.

De onbedagtzaamheid. De vogel op de kruk. Aan mijn kleine lezers. Jantje en het konijn. De zingende Willem. Morgenlied. De kleine zangster. Avondlied. De verkeerde vrees. De liefde tot het vaderland. De vegtende jongens. Het onweder. Claartje bij de schilderij van hare overledene moeder. De verwelkte roos. Mietje bij het clavecimbaal. Het verstandig antwoord. Het geweten.

Hij was met zich zelven en met de wereld tevreden: en hij verlangde, ja, de zangster te leeren kennen, welke zoo bevallig, zoo zuiver had gezongen; doch hij vergat geenszins dat hij in den boomgaard stond van een voormalig klooster, naast een bed, waarop aardbeziën groeiden.

"Men behoeft geen toovenaar te zijn om zulk een antwoord te geven," zeide Reinout, en zijns makkers plaats innemende, vroeg hij, of hij de schoone zangster zou leeren kennen, wier maatgeluid hem verrukt had, en bekwam het navolgend orakel: "De Sirènes le chant plaira; Mais male mort s'en suivera."

Middelerwijl was Justus, bleek van ontroering, onafgebroken starend naar die vrouw die daar zong, tot vlak onder het tooneel gedrongen, en had hij, zonder het zich recht bewust te zijn, plaats genomen op eene bank in het voorste gelid. Het lied was uit; het ruwe refrein en het handgeklap verstomden; de zangster zat weer op haren stoel.

Het komt hierheen. Langzaam keerde een bootje terug van een roeitochtje op het meer. De zangster in het kleine vaartuig deed haar liefelijke stem over de stille wateren klinken. Weldra kon hij de woorden verstaan. Het was een Grieksch lied, een lied van verlangen, aangrijpend en innig. Toen het bootje voorbijgevaren was slaakte Ben-Hur een diepen zucht.

Meester kon niet nalaten z'n vrouw terstond deelgenoot te maken van Truitje Giers ontboezeming, die opgeplakt en boven den schoorsteen werd gehangen, ter eere van zangster en bezongene. By 't volgend gedicht hing de pruik waterig, slap en schynbaar onbewogen, maar de oplettende beschouwer had 'n hysterische geestvervoering kunnen waarnemen, in de trilling van haar krullen.

Op den zelfden sleeptoon sprong het liedjesverhaal zonder overgang, in een ander land op een kasteel van groote heeren, als in een vertelsel. Daar was intusschen iets gebeurd waarvan het liedje niet en gewaagde en alles raden liet, maar de zangster en vermiste de achtergelatene klauzekes niet omdat ze haar niemand en leerde en 't bedied bleef toch al even duidelijk.

"In waarheid," hernam Deodaat: "voor zooverre mij scheen, was de stem volkomen zuiver en ontbrak het der zangster niet aan gevoel; misschien zult gij zeggen, dat zij nog eenige leiding behoeft, om....." "Zeer zuiver!.... geen gebrek aan gevoel!.... Deodaat! gij zijt de armzaligste, smakelooste aller menschen. Zijt gij een zoon van Italië?

"Spreek mij niet van die Friezen. Hoe kunt gij mijn zoete droomen door het noemen van zulke onbehaaglijke voorwerpen zoo wreedaardig verstoren?" "Om u des te beter het dwaze uwer opgetogenheid te doen gevoelen. Wie weet, die zangster is wellicht eene dier logge, rondwangige, flauwoogige, plompe Friesche deernen, waar gij hedenmorgen niets van wildet hooren."