United States or Liechtenstein ? Vote for the TOP Country of the Week !


.... en nam de costuums meê, om ze te brengen in de parascæna. De jongens wieschen zich aan het kraantje. Maar Thymele, de beroemde danseres, kwam aan, met Gymnazium en de tonstrix achter zich. Jullie waren prachtig, jongens, zei Thymele; maar maak nu, dat je weg komt, vlug! We waren goèd, ? bluften de jongens, zich poetsende.

De stortregen stroomde reeds den geheelen dag. Langs de goten van de Suburra golfde het water als met twee klotsende rivieren, links en rechts, snel vlietend, de nauwe, hellende, kronkelende straat over, haar groot, gebarsten plaveisel overstroomende, mede voerende allerlei afval, tot juichend pleizier der straatjongens, die naar welbehagen beenderen en graten en groente-overblijfselen er uit op vischten en er elkander meê om de ooren kletsten. De straatjongens, zij hadden dien regendag geheerscht in de Suburra, om die overstrooming der goten, gescholden door hunne moeders, die hen van uit de donkere deuren der kleine winkeltjes en kroegen terug wenkten en allerlei vervloekingen der goden riepen over de hoofden harer onbetrouwbare boefjes. De deerne Gymnazium zoo bijgenaamd, omdat zij in jeugdiger dagen een leerschool geweest was voor jonge athleten en gladiatoren had een blik naar buiten gewaagd, een paar woorden toe schreeuwende aan haar slavin, de kapster, die zij over haar huisje in haar kapwinkeltje had geïnstalleerd, als tonstrix, om zoo meer profijt van haar te trekken, en zich daarna op haar breede rustbank gevlijd, genietende den zwoelen Aprildag van regendoorruischte rust. Vreemdelingen, om rond te leiden, dien middag, zouden de Suburra met d

Wat is er, vroegen de komedianten door elkaâr, nieuwsgierig; de adulescens naderde weêr; de tweelingen, met wie Gymnazium en haar tonstrix juist bezig waren, kwamen aan.... .... Terwijl op het proscænium voort ging de dans, het zangspel, het fluitspel.... Wat er is? riep de dominus woedend.... Dat de Keizer verlangt.... Hij stikte van woede; hij kon het niet zeggen....

De jongens, onder den indruk, zaten naast elkaâr, bleek, voor hunne spiegels, waarin de morgenschijn door de hooge raampjes viel.... De tonstrix kapte Cecilius, terwijl Cecilianus, roerloos, wachtte. De dominus, nog woedend, zag toe. Gymnazium zag toe. Vlug was de tonstrix en handig, zij, die twintig, dertig meiden des morgens te kappen had.

En op mijn broêrtje.... Maar ik mòet mijn haar lang blijven dragen, Earinus, omdat ik een komediant ben: Gymnaziums tonstrix zoû me anders niet kunnen kappen. Wat was je mooi, Cecilius, in de "Bacchides!" Wat zag je er mooi uit en wat speelde je goed!! Maar mijn broêrtje oòk, Earinus.... Ja, Cecilianus ook.... Hoor eens, Cecilius. Ik heb gehoord, dat hij ziek was.

En hij dreef met een woedend gebaar den geheelen grex alle richtingen uit, naar links, rechts, naar de kleedkamers achter den scæna-muur. De tweelingen vielen in hun kamertje neêr, voor de metalen spiegels, bleek, zagen elkander aan.... Gymnazium en de tonstrix en een kleedster volgden. O, Gymnazium!! riep Cecilianus, huiverbang, smorend zijn kreet....

.... Van af het proscænium, klonk, naar de Lydische wijze, het fluitspel, vierend de Lente.... Kom kind! zei de dikke voormalige en de tonstrix had altijd haar lieve lachje. Dat is immers nièts! Zulke dingen gebeuren zoo dikwijls! In de arena meer dan op het Theater, maar tòch.... Nóoit in Griekenland, Klein-Azië of Egypte! viel Cecilius wereldwijs in.

Meer dan goed, zei Gymnazium, en de tonstrix, lief lachje: Wat zagen ze er sch

Komt de Keizer?.... Wie weet.... Vooruit, vooruit! drongen de choragi, de dominus.... De twee jongens, in hun kamertje, zaten weêr neêr. De dominus had de maskers op het tafeltje gelegd. Jongens, zei de dominus bleek Gymnazium en hare tonstrix waren de anderen bezig te kappen. Maar Cosmus verscheen, met zijn slaaf, die de verven bracht. Nu niet meer denken aan den beer.... Neen, dominus....

En Taurus schold haar, in hare ruggen, dat zij zich reppen zouden. Zij gingen, acht moede, slepende meiden. Zij liepen de Suburra af, tusschen de straatjongens, die vloekten omdat zij dwars door hun spel moesten gaan en die gemeene woorden riepen; zij riepen achter zich gemeene woorden terug. Zij gingen, de acht, naar de tonstrix, van Gymnazium, die woonde het dichtst.