United States or Albania ? Vote for the TOP Country of the Week !


Er is in ieder nieuw ideaal iets waars en iets moois, al kan het ook den beminnaars van het Oude onaangenaam aan doen en al kan het door een vurige, jeugdige welsprekendheid zonder mededoogen worden geuit. Wij hebben ook om en bij '80 zoo vurig en mededoogenloos gescholden tegen een ouder, letterkundig geslacht. De futuristische, Italiaansche beweging is echter gericht tegen passatistische kunst èn passatistiesch leven en mogen wij het wraken, dat er in de jonge, Italiaansche ziel een nieuwe behoefte ontwaakt, een brutaal en frisch levensideaal zich verheft boven alle waardeering van het Oude? In dit land, in dit volk is sedert eeuwen het Heden gedrukt gebleven door den zwaren rijkdom van het Verleden. Hoe wij het Verleden ook lief hebben, wij moeten het Heden zijn recht laten te ademen en niet te verstikken te leven en niet te vegeteeren. Wij moeten het jonge geslacht zich zijn eigen weg laten zoeken, al lijkt óns die weg niet sympathiesch, een weg tusschen vele puinhoopen door van wat wij, gevoeliger, beminden, een weg door een schel, hel, braak landschap, zonder tinten van weemoed, zonder schaduwen van sentiment, zonder droom en zonder verteedering. Want deze allen, die ons lief zijn, de Italiaansche futurist kent haar niet. De blik, die naar den verren horizon staart, ziet scherp uit en wil niet den mist van den traan of het waas eener stemming van aandoening. Hij kent niet de bekoring van stof en spinneweb, van patine, van wat verbleekt is en wat getaand, van wat roest en wat is gebrokkeld, gebroken. Hij wil vergeten, dat hij is een kind der eeuwen en wil slechts de zoon van het Oogenblik zijn; ja,

Gavroches verbazing was gewoonlijk van korten duur en verdween spoedig. "Waar wilt ge heen, deugniet?" vroeg de sergeant. "Burger," zei Gavroche, "ik heb u niet gescholden, waarom beleedigt ge mij?" "Waar gaat ge heen, snaak?" "Mijnheer, ge waart misschien gisteren een verstandig man, maar heden schijnt ge het verstand afgelegd te hebben." "Ik vraag u, waar ge heen gaat, schobbejak?"

De stortregen stroomde reeds den geheelen dag. Langs de goten van de Suburra golfde het water als met twee klotsende rivieren, links en rechts, snel vlietend, de nauwe, hellende, kronkelende straat over, haar groot, gebarsten plaveisel overstroomende, mede voerende allerlei afval, tot juichend pleizier der straatjongens, die naar welbehagen beenderen en graten en groente-overblijfselen er uit op vischten en er elkander meê om de ooren kletsten. De straatjongens, zij hadden dien regendag geheerscht in de Suburra, om die overstrooming der goten, gescholden door hunne moeders, die hen van uit de donkere deuren der kleine winkeltjes en kroegen terug wenkten en allerlei vervloekingen der goden riepen over de hoofden harer onbetrouwbare boefjes. De deerne Gymnazium zoo bijgenaamd, omdat zij in jeugdiger dagen een leerschool geweest was voor jonge athleten en gladiatoren had een blik naar buiten gewaagd, een paar woorden toe schreeuwende aan haar slavin, de kapster, die zij over haar huisje in haar kapwinkeltje had geïnstalleerd, als tonstrix, om zoo meer profijt van haar te trekken, en zich daarna op haar breede rustbank gevlijd, genietende den zwoelen Aprildag van regendoorruischte rust. Vreemdelingen, om rond te leiden, dien middag, zouden de Suburra met d

Met geen woord hadden ze gescholden of geschimpt, maar bij elkeen stond de haat vastgegroeid door den tijd en geen van beiden zou een vinger toegeven, ze wisten het. Ze waren er nu aan gewend en Verlinde dacht niet meer aan ruzie en heel zelden aan Vanhoutte.

Nou-ie door geweld en ruzie, was gedwongen geweest, 't werk neer te leggen en weken en weken op de stakers had gescholden, de pooiers en vuilike die 'm 't brood uit z'n bek hadde gescheurd voelde-die nou toch ièts van den massalen roes, iets van de vreemde vreugde die Eleazar deed opbonzen. "Hebbe de juweliers geschreven!" , riep-ie: "en wat? Hoe weet jìj dat?"

Betz heeft ongeveer 300 met de trommel weergegeven zinnen verklaard, en hij geeft toe, dat men door de trommeltaal kilometers ver over alle mogelijke dingen kan praten; er kunnen verhaaltjes worden verteld, nieuwtjes worden overgebracht en er wordt geroepen en gescholden in de boschwildernis, alles "op noten".

In Rond den Heerd IV, bl. 130 wordt nog vermeld: "De Maandag na Palmen-zondag hiet te Brugge over oude tijden Kalfdag; die op Kalfdag laatst in schole of te huis kwam was kalf, wierd kalf gescholden, en, in die hoedanigheid, geplaagd en gezeerd." Op Palmzondag begint het tijdperk van het eigenlijke Lentefeest.

Zittende, de vuist op de tafel, had de oude Koning met verbeten woede gesproken, terwijl Gawein, achter zich Amadijs, die zeer wonderde om wat hij hoorde, voor hem stond een stoute scholier gelijk, die door den boozen magister gescholden werd.

Zij hebben u als een eigen kind grootgebracht u gevoed, gekleed, zacht behandeld en onderwezen, zoodat gij eene goede opvoeding hebt gehad dat is wel eene reden, waarom zij aanspraak op u kunnen maken. Maar ik ben geschopt, gescholden en geslagen; op zijn best bemoeide men zich maar niet met mij. Wat ben ik dan schuldig? Ik heb voor mijn onderhoud honderdvoudig betaald.

Maar zij gehoorzaamden; zij keerden zich kleintjes om, verlieten het Tribunaal en werden, boven aan de trappenvlucht, gescholden door den janitor, dat zij zoo op een drafje, éer hij het verhinderen kon, de keizerlijke trappen òp, de keizerlijke loge waren in geloopen!! En door de ronde gang, de præcinctio, kwamen zij langs de parascæna bewaarplaats van requizieten door een zijpoort op het proscænium.