United States or Vatican City ? Vote for the TOP Country of the Week !


En Lavinius Gabinius' oogen flonkerden als die van een leeuw, zijn grauwe haar fladderde als manen om zijn herschapen dominus-gezicht toen hij Cecilius en Cecilianus met den vinger wees op het proscænium te komen. De jongens wisten er alles van: dreigen zoû het zijn en dan.... tòch niet met de zweep.

Ik, zei Martialis; niet anders dan tòch bezingen, omdat ik niet meer dan dichter ben. Verontschuldigt mij, vrienden en gaat. Gij zijt meer dan ik en ik begrijp, dat gij niet blijven wilt. Hij drong ze zelve zacht weg. Hij was zeer bleek. Hij zag toe. O-o-oh! kreunde het door de menigte. Het kruis werd uit het proscænium gelicht en neêr gelegd. De fluitmuziek, door den regen heen, krijschte....

En om den dominus stond er zijn grex zij waren door de deuren van het proscænium in de portiek gekomen en de dominus, de vuisten gebald, snikte er als een kind, terwijl een vloed van woorden hem de lippen ontwelde. Om hem stonden Lentulus, Thymele, Latinus, Gymnazium; Cosmus kwam aan.... Zij poogden hem te bedaren, angstig ziende om zich heen.

Het was de afsluiting van het proscænium, waarop de tooneelspelers zouden treden: de scæna was de monumentale muur, die afsloot het eigenlijke "tooneel": muur van twee verdiepingen, met in het midden de groote poort, de Koningspoort der tragedie, waar de vorstelijke personen werden gedacht uit hun paleis te treden; met twee zijpoorten voor de "gasten"; met de twee monumentale trappen links en rechts, toegang gevende tot hoogere poorten in de tweede verdieping, voor de "vreemdelingen" of de "boodschappers", naar de "zee" of de "stad", ook om alle mindere personages te doen verschijnen of verdwijnen en die scæna was hier een dubbele, Corinthische kolonnade, de eene òp de andere, met kolommen van de edelste steensoort, marmer van Caristo en Numidië, terwijl in de nissen van den scæna-muur, tusschen pilasters, beelden stonden en groote, schuine, geluid weêrkaatsende, bronzen schalen waren ingevoegd.

.... Met een dubbelen doodensprong kwam hij op het proscænium te recht.... Hij spuwde bloed, het was bloèd hij spuwde stralen bloed. Al de stupidi de clowns, de narren, sprongen hem, maar van véel lager verhevenheden, moeilijk na, spuwden bloed, met roode fonteinstralen, die elkander kruisten! Het tooneel was bespat en besprenkeld met bloed. Laureolus, tusschen de sprongen der stupidi, vluchtte.

En zij zetten zich, geheel voor op het proscænium, op lage schabellen en begeleidden komiesch met lange, weeke uithalen en getremoleer de woorden van den Prologus. Het is, zeide Quintilianus ontevreden tot Plinius; die wulpsche muziek, die onzen tijd ontzenuwt. Hoor, het is als kattengekrijsch! Ge waardeert toch muziek, beste vriend, zei naast hem Verginius Rufus.

De beide Bacchides, op de òpgesnerpte fluitmuziek kattegemiauw, vond Quintilianus! dansten rond met de beide vaders harer minnaars, die kwamen kijken om een hoek.... Zij dansten op de exostra, op het proscænium; zij dansten van huis uit op straat, van op straat weer in huis; zij omstrengelden de "grijsaards" met de rozenfestoenen, zij schonken hun de vergulde bekers in, uit de vergulde kannen....

Gèen Bacchides, gèen Bacchides! had de dominus, wiens hoofd omliep, geraasd. Nóoit meer de Bacchides, als die dondersche jongens met iederen edelen Plinius weg liepen! Ketenen zoû hij ze, onder in het gewelf van het proscænium, waar de mimus-decoratiën werden bewaard; uithongeren zoû hij ze; geeselen zoû hij ze laten, als ze ooit terug kwamen, die dondersche jongens, die dòndersche jongens.... De komedianten, om den dominus, lachten niet meer; hunne gezichten stonden strak: dit was Lavinius Gabinius, als, de contracten geteekend,

Ben je zoo goed? vroeg Carpoforus teeder aan Cecilianus. De knaap knikte tevreden. Het tooneel veranderde. Het kruis werd zichtbaar, een T gelijk. Door het onweêr heen snerpten de fluiten. De orchestra stroomde leêg. In het Theater hoorde men van buiten het verwarde geschreeuw om de draagstoelen, het tumult der duizenden. Daar werd Laureolus door de beulen op het proscænium gesleept.

De gladiatoren verfrischten zich met breede handen-vol water de koppen, de armen, de schouders, namen een badje.... Còsmús!!! riepen de boekhandelaren en de zijdeverkoopers. Kom hier! Hier is een plaats! Cosmus wenkte, dat hij kwam. En terwijl hij de trappen op klom, knarste en ratelde het vóor het proscænium en steeg het aularium statig op.