United States or Japan ? Vote for the TOP Country of the Week !


Ik zag hen met hun vieren daarover heen gaan, en achter een deur, waarschijnlijk de staldeur, verdwijnen, die daarna werd gesloten. Na eenige oogenblikken hoorde ik in de verte de geluiden, die men heden ten dage alleen nog in China en Turkije te hooren krijgt, die onbeschrijfelijke tonen, die worden voortgebracht, wanneer een zweep in aanraking komt met de menschelijke huid.

De hond stormde uit zijn kot en bastte nu naar den vreemdeling, maar ze stapten zonder ommezien over de werf. Het zwijn snorkte daar ze voorbij zijn kot kwamen. De haan was, om de bijtende koude met zijne hennen in het wagenhuis gebleven en stond te midden zijn toom onder eene kar te treuren op éénen poot. Doka trok de staldeur open en deed de koe opstaan met zacht vermanende woorden.

"Kom," riep hij, "of ik val!" en hij greep haar hand, en zij ritsten van de trap, staken hunne voeten in gerookte kloonen, en liepen in den hof. Maar daarbinnen in den stal, stampte de merrie, en Pallieter kreeg ineens het goed gedacht te paard te rijden. Zij draaiden de staldeur open, en haalden Beiaard, de witte merrie, buiten.

"Neen," zeid-i, "en ze is er niet!" En ik zei dat ze er wel was, en vroeg 't hem nòg eens, want men moet 'n mensch altijd tijd laten om zich te beteren. Dat doet God ook. Maar hij zei weer neen, en Lies wou me vasthouden, maar ik duwde haar weg, en zette m'n schouder tegen de staldeur dat ze kraakte, en ... ik was erin, hoor! Vindt je dat niet sterk? Ik heb er nog schik van.

Je moogt dus liever van geluk spreken, zou ik meenen; koeienasem is tienmaal zoo gezond als de asem van Christenmenschen. Probeer het maar!" Meteen sloeg hij de staldeur dicht, zoodat ze in 't donker bleven. »Neef, waar ben je?" riep Andries benauwd. »Hier!" »Hoe heeft u het?" »Ik weet het niet; maar zoover ik gissen kan heeft het er veel van of ik al in den dut raak. En jij?"

En Zieneken wees mij door het raampje, in 't mistig-grijze van de wintervlucht, een kromgebogen ventje, dat, met inspanning een zwaar. beladen kruiwagen voortduwend, in 't donkere van een openstaande staldeur verdween. Feelken!... O, was d

Ellendige roovers, wezens, die bewonen de bergspelonken, nauwlijks menschen meer, maar verbeestelijkt van ellende en die in de nachten van stormgeweld naar buiten sluipen en in hoeven en hutten langs de bergflanken trachten te stelen wat vergeten gereedschap, een paar hoenderen, een stuk vee... Ik hoorde hen reeds de hut open breken maar zij braakten verwenschingen uit, want zij vonden niet anders dan een kapotte kruik en een gebroken schotel, een gescheurden mantel en een versleten mat... En toen beukten zij op mijn staldeur.

Daar het regende, ging ik naar onzen wagen om mijn schapevacht te halen: hoe verwonderd was ik daar Mattia te vinden; ik wilde iets tegen hem zeggen, maar hij legde de hand op mijn mond en sprak op fluisterenden toon: Maak de staldeur open, ik zal stil achter u komen; men mag niet weten, dat ik in den wagen was. Eerst toen wij op straat waren, besloot Mattia te spreken.

Hij sprak een postjongen aan, die onder de poort zat te dommelen en die hem, toen hij hoorde, wat hij verlangde, naar den huisknecht verwees; toen deze ook alles aangehoord had wat hij te zeggen had, stuurde hij hem naar den waard; deze was een lange man met een blauwe das, een witte hoed, een grijze broek en kaplaarzen; hij leunde tegen de pomp bij de staldeur en bewerkte zijn tanden met een zilveren tandenstoker.

In het bovenstaande wordt het ziektewezen verdreven. Maar met of zonder spreuk wordt dit wezen veelal ook vastgelegd, geband of wel op een persoon of zaak overgedragen. In de Friesche Wouden wordt de bilzucht het koude vuur genoemd; maar men meent, dat zij licht kan worden geweerd, door het eerst daaraan bezweken dier vóor de staldeur te begraven.