United States or Isle of Man ? Vote for the TOP Country of the Week !


Wie eens anderen mans leven en goed wil verkrijgen moet vroeg opstaan: een luie wolf verliest zijn prooi, en zoo ontgaat een slapende de overwinning. Een ieder moet de maat goed kennen van de houtstapels voor zijn huis, opdat in de wintermaanden zijn voorraad niet opraakt.

"Welnu!" hernam Madzy: "indien gij hem zoowel kent, dan zal hij u ook wel mededeelen wie ik ben." "Bij Sint-Maarten," zeide Arkel lachende, ofschoon half knorrig, dat de schoone hem met al haar onschuld nog te slim was: "men zegt wel met grond, dat hij, die een vrouw wil vangen, vroeg moet opstaan. Ik ben met den dag uit het bed geweest: en nog zijt gij mij te gauw.

Landgenooten, mannen en vrouwen, ouden en jongen, 't is omdat ik wensch dat gij als één man zult opstaan en uw bee voegen bij de mijne; dat gij tot den Koning een adres zult richten 't zij in den volgenden of in een beteren vorm: Sire!

"Geneesheeren? Ik zou opstaan tegen de geesten en hen laten gelooven, dat ik twijfel aan de onveranderlijkheid hunner besluiten? Vreemdelingen op Wildenborg? Valsche geleerden, die de menschelijke wetenschap aanbidden en de wetenschap der geesten bespotten en loochenen?"

Zij plaatsten allen, met de diepste eerbied de ene knie ten gronde, en spraken: "Ere zij de Leeuw, onze heer!" Robrecht liet zijn dochter los, hief de heren Jan Borluut en Van Renesse van de grond, en zoende hen beiden op de wang; hij deed aan de overigen een teken dat zij zouden opstaan, en sprak: "Mijn trouwe onderdanen, mijn vrienden, gij hebt mij heden bewezen hoe machtig een heldenvolk is.

O Machteld, gij hebt uw hand op mijn borst gelegd; dit is het, wat mij zo wonderlijk verkwikt." De ogen van Adolf blonken met meer levendigheid; een zachte glimlach zweefde op zijn lippen, en men zou gezegd hebben dat hij eensklaps van de dood ging opstaan. "O, gij zult niet sterven!" riep Machteld. "Hier, in mijn hart is een stem, die mij zegt dat de Heer u nog niet geroepen heeft."

Zij zeide tot zich zelve, dat hij haar brief moest ontvangen hebben, dat hij wist waar zij was, dat hij zoo schrander was en wel middel zou vinden om tot haar te komen. En dit zekerlijk heden, misschien denzelfden morgen. Het was klaarlichte dag, maar de lichtstraal was zeer horizontaal, zoodat zij meende, dat het zeer vroeg was; dat zij echter moest opstaan, om Marius te ontvangen.

Hoe zou het er nu wezen? dacht ze 's morgens bij 't opstaan. Zouden de kinderen nu al eten gehad hebben? Het hart klopte haar van angst, dat de kleintjes nog van honger zouden schreien. Ze kon de boterham niet door de keel krijgen, en voor ze recht wist, wat ze deed, had ze brood en boter in een mandje gepakt en stond ze voor de deur van den timmerman.

Den volgenden dag was het de 20ste Januari; heur verjaardag. Zij bleef lang te bed, omvangen door de warmte der dekens, in de zacht roode schemering der gordijnen, zonder eenigen lust tot opstaan, zonder eenig verlangen naar heur wandeling..... Zij zou hem toch niet zien, al ging ze, docht haar in een voorgevoelen.

"Ik weet niet, of wij snippen zullen vinden, maar watersnippen zijn er veel. Maar wij moeten vroeg opstaan. Zult gij ook niet te vermoeid zijn? Zijt gij niet moede, Stiwa?" "Ik moede, ik ben nog nooit moede geweest. Wat mij aangaat, behoeven wij den geheelen nacht niet te slapen. Wij zullen gaan wandelen." "Inderdaad! Dat zou heerlijk zijn!" bevestigde ook Wesslowsky.