United States or Myanmar ? Vote for the TOP Country of the Week !


En toch, toen 't woest geschreeuw bedaarde, Dat zelfs zijn roeijers dra verdroot, En 't paar weêr rust'loos op hem staarde, En half hem smeekte en half gebood, Was hij niet slechts gereed te kweelen, Maar werd zijn toon zoo vol, zoo vrij, Of 't lief tooneel van vrijerij, Dat blanke Maas of gulden IJ Op 't marmer van zijn vloed zag spelen, Een warmte hem mogt mededeelen, Als reed hij schaats, als vrijde hij:

Ik merkte, of, beter gezegd, ik "voelde," zoodra ik buiten het stationnetje kwam, dat er schaats gereden werd. Menschen spoedden zich, met sleedjes en schaatsen, in de richting waar ik zelf heen wou en ik hoorde een paar straatjongens elkander toeroepen: The ball is up! The ball is up! ik wist wat dat beteekende.

Een Spanjaard, die vervolgd wordt door een Hollander, werpt zich in zijn wanhoop plat op het ijs, en de Hollander rolt languit over hem heen, doch vlug ter been als hij is, geeft hij zijn vijand een goed gemikten trap in het oog met zijn Friesche schaats, en de Spanjaard is dood, eer de Hollander weer goed op zijn beenen staat.

"Hoe gaat 't je?" zeide de een. "Hoe gaat 't jou?" antwoordde de ander. "Dus," zeide de eerste, "de oude Schraap heeft dan toch eindelijk gekregen wat hem toekomt, he?" "Nou, weer voor Kerstmis, he? Rij je schaats?" "Nee, nee, hoor, ik heb wel andere dingen om aan te denken. Adieu!" Geen woord verder. Dat was hun geheele ontmoeting en hun geheele gesprek.

Natuurlijk vinden wij in de straatnamen ook tal van verouderde vormen, b.v. rak in Damrak, met de beteekenis "strook land langs het water", en in het Venloosche Schriksel, immers het werkwoord schrikken, Middelnederl. scricken, beteekende oorspronkelijk "met groote passen loopen", ook "springen", men denke aan schrikkeljaar. Het Hasseltsche schrikschoen beteekent "schaats."

Ik remde midden in mijn wildste zwieren, tilde den voet op, keek naar mijn schaats, schudde bedenkelijk het hoofd en hinkte op één been naar den oever toe. Ik hield het voorname groepje wel in 't oog, ik merkte duidelijk een spijtige, teleurgestelde uitdrukking op de gezichten en hoorde deze mij zoo zoet in 't oor klinkende woorden: Quel dommage! Il a cassé un de ses patins!

En een drietal jaren geleden, juist één jaar vóór den oorlog, die zoo schandelijk ons mooie land verwoest heeft, was ik toevallig 's winters weer op 't dorp en uit oude herinnering ging ik eens wandelen tot aan den "wal van 't Oarmhuis" waarop, naar men mij vertelde, schaats gereden werd. 't Was er nog net precies zooals meer dan dertig jaar geleden, in mijn jongen tijd.

Op 't ijs met zijn drieën, dat schat ik een kruis!" Al telt gij geeuwend de blaên, Verkwist om slechts een schaats te slaan, Voor hem school in de eenvoude woorden Een tooverspel, dat riep naar 't Noorden! Vergeefs was de avondwind belaên Met myrrhe en mastik, langs de boorden Des vloeds al walmende opgegaan, Uit duizend kelken van gebloemt', Die 't Oost hare offerschalen noemt.

Boven, in z'n kamertje, had-ie getracht 't venster te openen, rukkend en wringend, de vingers bezeerend. 't Raamhout was aan het kozijn vastgevroren, de ruiten kartel-glanzend bebloemd, weerden 't uitzicht op de daken. Hij stikte. Buiten leien vaarten en grachten sinds dagen dicht, buiten werd schaats gerejen, buiten woei 'n felle oostenwind bij aangroeiende maan hij had 't benauwd hij had moeite adem te happen hij voelde zich gejaagd en róód-wakker en schel-van-denken, als-ie als kind zoo dikwijls bij plots aanluwend voorjaar geweest was. Z'n schoenen uittrappend was-ie op 't bed gaan liggen, zonder dek, kijkend naar het gevlam op de ruiten, de zilver-schubbige varens en zwammen, de biesjes en splijtende trossen, die scherpten in 't maanlicht. Het beeld van de blinde vrouw, benejen in 't donker, stond in z'n hoofd gebeitst 't gewrijf van 'r handen 'r glimlach 'r vrede. Sterk-snuivend, de oogen gespannen, de tanden geklemd dat de kaken 'm pijn deëen, bèd

Ik was gaan zitten op den grasrand bij den kant en had mijn rechterschaats losgemaakt. Ik keek ter sluiks en dacht: "Zouden ze zich niet interesseeren? Zouden ze niet komen vragen wat scheelt er?".... Helaas! zij kwamen niet. Ze bleven nog een poosje staan kijken, wellicht wachtend of ik het gebrek kon repareeren en weer met mijn kunsten zou beginnen; maar toen ze merkten dat er niets van kwam, keerden ze zich weldra om en gingen kalm weer aan 't knoei-rijden. Diep voelde ik mij ontnuchterd en teleurgesteld. Het was zoo mooi begonnen, 't liep alles zoo prachtig van stapel en nu, juist nu als het tot een triomf moest opbloeien, ging het als een nachtkaars uit! Wat nu! Zou ik weer mijn schaats aantrekken en mij in vertooning geven? Neen: ik voelde, dat ik d