United States or Guernsey ? Vote for the TOP Country of the Week !


Ze wist niet, dat de witte ridder al was uitgereden. Het was al laat op den dag, dat hij den Rikenstene naderde. Hij hoorde, dat de koning tegen de poort klopte, roepende: "Ontsluit de poort, ontsluit, ontsluit, en geef mij have en goed! Ik hang u op, voorwaar, zoo ge mijn wil niet doet. Wat laat gij mij wachten en roepen " Ferguut trad hem in den weg. Pennevare's schaduw was ver over 't land.

Hij liet haar heengaan. Lunette geeselde 't muildier, dat liep met al zijn kracht. Voor den dageraad was zij al ten Rikenstene, en onmiddellijk begaf ze zich naar Galiëne's kamer. Ootmoedig viel zij op haar knieën: "Jonkvrouw jonkvrouw bedenk, wat ge morgen moet doen. Ik vind geen kampioen voor u. Spreek recht over mij, en laat mij verbranden het is mijn verdiende straf."

Reeds menigeen van haar dienaren is gedood." Ferguut was nog op niets bedacht. "Het strekt den koning tot oneer," zeide hij bedachtzaam, "dat hij geweld pleegt. Hoe is de naam der koningin?" "Zij is vrouwe van Rikenstene. Galiëne is haar naam." Zonder nog iets te vragen, stond Ferguut op, en hij haalde zijn paard. Al zijn wapenen nam hij mede. Als 't zonlicht straalde het witte schild.

Daarna reed Lunette naar 's konings hof. In de zaal zat de koning eenzaam, want zijne ridderen waren er niet. "Heer " zeide 't meisje "is hier eenig heer, die met mij zou willen rijden ten Rikenstene, waar mijn meesteres belegerd wordt door een koning, alleen omdat hij haar tot vrouw begeert? Thans zoekt zij een kampioen, die met hèm zal strijden en met Macedone, zijn neef, een moedig ridder."

Daarom vreesde Ferguut, dat hem de koning zou ontsnappen, en hij greep Galarant om 't middel, met hem worstelende. De koning viel, en Ferguut hield 't zwaard gereed. Galarant smeekte om genade. Vorstelijk zeide de witte ridder: "Heer koning! wil dan gaan ter koningin van den Rikenstene." Hij aarzelde met het uitspreken van den naam. "Galiëne is haar naam, zoo geloof ik.

"Gaat gij heen?" zeide één der jonkvrouwen. "Wat is uw doel?" "Ik wil ten Rikenstene. Gaarne wil ik den koning zien, die met zijn leger trekt tegen Galiëne's stad." De ridder reed op het ros Pennevare, en hij aanschouwde van een heuvel de tenten voor den Rikenstene. Hij zag de banieren wapperen in den wind, wimpelen, schitterende harnassen, schilden, kurassen.

Hij had voor haar gestreden, al wist zij niet, wie hij was. Zijn zwaard had haar gered, en geen belooning had hij haar gevraagd. Als hij weder genezen was van zijn wonden, zou hij weder ten Rikenstene tijgen nu was hij machteloos. Het was nacht, en de slaap wilde zijn ziel niet sluiten. Hij lag op zijn bed, hij zag, dat in den haard de vlammen slopen om 't droge hout, maar droomen kon hij niet.

"Heer ik moet Galiëne volgen," zoo sprak Ferguut tot den koning, nadat het feest voorbij was, "ik ben echter één uwer ridderen, wanneer gij me roept." "Vaartwel," sprak Arthur, de vorst, droeve, "allen moeten wij van elkander gaan. Onze Heere God moge u begeleiden." Zij reden heen. Gawein en Gosengoot, Perchevael en Lanceloot brachten hen tot den Rikenstene.

Hij zag hare gedaante, en met moeite luisterde hij naar zijn schuchterheid. Was hij niet zoon van den boer Somilet, de arme, arme Ferguut? Wat had hij haar te geven in ruil voor haar schoonheid? Spoorslags reed hij heen, zonder nog naar den Rikenstene te zien. Galiëne liet hij eenzaam achter; in haar hart was zijn naam gevangen.

Op de hoogste stellage waren de koning Arthur, Genovere, Galiëne, de koningin van Avalons, Aglentine, Alemandine, Sibilie, alle schoone en voorname vrouwen. Keye kwam vóór koning Arthur. Alle ridderen van de tafelronde hadden de helmen gebonden. Keye riep uit: "Koning! mij lokt 't eerste gevecht. Ginder zie ik een ridder, diens paard wil ik de koningin van Rikenstene geven."