United States or Laos ? Vote for the TOP Country of the Week !


Voltooid was Balders heiligdom, Geen palissade stond rondom Nu meer van hout, Een ijzeren hekwerk, punten goud, Schooner en sterker dan voorheen In evenwicht verscheen Om Balders heilig huis. Een lange stoet Geharnasten die speren schitt'ren doet. En helmen 't zonlicht dus in pracht Blonk in het heilig woud de fiere wacht.

't Was of er nog iets glinsterde van dat zonlicht in de mooie oogen misschien ook blonk er een nauwelijks weerhouden traan, die de dankbaarheid van haar licht te ontroeren hart verried. Toen de jongelieden thuis kwamen, was tot hunne uiterste verbazing de koffie in de tuinkamer nog niet gereed. Letje zocht overal naar Christien.

De bui was nu geheel over en de lucht aangenaam verfrischt door het onweder; slechts enkele waterlooze wolkjes dreven nog in het zwerk rond. Vroolijk zweefden de vogels om mij heen, als om de wederverschijning van het zonlicht te begroeten.

Nu klaarde het voor zijn bewustzijn, dat hij reeds in den ochtend, in het rijke zonlicht, bijwijlen vaag en vervlietend een nieuwe teederheid had gevoeld, en zijn vragende verwondering over het meisje van daareven was hem welkom en behagelijk. Aan den overkant, bij den glans van twee stil brandende toortsen, zag hij Tamalone met een edelman langzaam gaan en een huis binnentreden.

Mij is 't of ik door groene zoden Van maagdelijke weiden treed, Waarin ons beiden, nieuw-genooden, Een zalig zonlicht welkom heet.

Het is het heerschersbewustzijn van den auteur, dat bestaansmogelijkheid scheppende oorzaak is gelijk ik reeds aanduidde van al het voortreffelijke in dezen arbeid en tevens zelf het voortreffelijkste kan worden genoemd, zóó als de aarde en het zonlicht het voortreffelijkste in een tuin van zelfs alleredelste bloemen zijn.

Daar waren zooveel meren, dat het land er tusschen lag als smalle strepen grond met hooge heuvels. 't Was geen goede grond voor akkers, maar de boomen tierden er des te beter, en de steile oevers lagen er als mooie parken. 't Was alsof er iets in de lucht of in 't water was, dat het zonlicht vasthield, ook nadat de zon achter de bergtoppen was neergedaald.

Bruin, rossig-vaal-bruin, naar het oosten zoover als het oog reikt, met hier en daar wat dof-groens van eenzame sparreboompjes en een rooden gloed tegen de heuvlende grondbobbels aan, lag de wijde heide, de groote, eenzame hei van het zuidelijke Brabant, onder de dampen die 't zonlicht zeefden, vaal-donkerbruin in den tintel-zilveren dag, bijna zwart zelfs den kant uit van de zon.

Ze zat eenzaam op den Wildenborch en ze wachtte ... ja, inderdaad wachtte zij op heer Herman, ocharme! Ze wilde hem tegemoet gaan, om tegen zijn borst te rusten, en zwijgend bij hem te zijn. Ze glimlachte: immers, ze wist zeker, dat hun dag komen moest. "Ik heb lief," fluisterde ze tot zichzelf. Het zonlicht was over de wegen naar den Wildenborch, het slot, waar zij toefde.

Wederom ging ze den weg op naar haar huisje, ging zitten op de mat waarop ze den vorigen nacht met haar zoontje geslapen had; ze hief de oogen op en zag een lap van Basilio's hemd vastzitten aan het uiteinde van een bamboe van de dinding of heining, die dicht bij den afgrond stond. Ze stond op, greep de lap en keek die bij 't zonlicht na: er waren bloedvlekken op.