United States or Malta ? Vote for the TOP Country of the Week !


"Als gij haar kampioen wilt zijn, laat ons strijden." "Dit zal geschieden," beloofde Ferguut. Zij zetten hun paarden aan, Macedone en de koning te eener zijde, Ferguut te anderer. Zij hieuwen tezamen op den ridder in, die het witte schild droeg, zóó krachtig, dat hem wel achthonderd ringen uit zijn pantser braken.

Doch Galiëne sprak niet tot Ferguut, den ganschen avond niet, zoolang haar oom bij hen zat. Ze had te wachten, tot haar oom sliep, en alles stil was. Toch, voor zij Ferguut haar smart beleed, spraken veel stemmen in haar, met driftig-verwijtenden, met loktienden, met spottenden, met twijfelenden klank. "Lieve vriend Ferguut," zeide een stem, "dat ik lijd, hoe luttel weet ge 't "

Ferguut hief 't zwaard hoog, en gelijk een dalende hamer zoo fel, deed hij het snijdend staal komen op zijn's vijands helm, die spleet en in één ruk gleed 't zwaard door in den harden schedel. Tot Ferguut kwam nu de ridder, om hem te smeeken: "Ridder! genade, laat mij leven. Ik ben overwonnen, nooit zal ik tegen u kunnen strijden. Wilt gij mij dooden het is in uw macht."

Een maand lang zal het tournooi duren, en wie hierin overwint, zal waardig zijn voor uw liefde." "Heer, ge bewijst mij vriendschap en groote eer. Wat gij wilt doen, is mij goed." De koning deed brieven zenden naar alle landen, om in het strijdperk te komen, doch Ferguut hoorde niets van het tournooi, tot hij in het woud een dwerg tegenkwam, die er henen reed.

Bij de tent riep de ridder tot zijn geliefde: "Haal mijn wapenen, ik moet strijden." De jonkvrouw wist, welke wapenen hij verkoos. Zij bracht hem zijn harnas, zijn stalen schild en zijn zwaard. Het ros voerde ze voor hem, zij hield den stijgbeugel. Snel reikte ze hem nog de scherpe lans, en hij reed woest Ferguut tegemoet.

Het eigenaardig soort van rijm, dat wij in den Renout van Montalbaen aantroffen, waar steeds een of andere heilige in den rijmnood moet voorzien, vinden wij in den Ferguut terug .

't Is goed, dat gij gekomen zijt Er staat geschreven: 'dien God wil helpen, heeft geen gebrek. Wanneer God u 't leven laat, zult gij ons goeden raad geven." Even zweeg mijnheer Keye. Daarna stelde hij zich dicht bij den knaap. "Vroed en goed van wapenen zijt gij, Ferguut. Hoe schoon staat u de helm, ik denk, dat gij een koningszoon zijt.

Smartelijk riep hij uit: "Gij waart mijn troost, mijn schild en mijn speer. Nu zijt ge dood. Wanneer ik geen wraak om u mag nemen, zal mij 't hart breken." Hij greep Ferguut bij den hals, en sloeg hem tusschen de opening van den helm. De wereld zonk van den witten ridder weg, ternauwernood had hij kracht, om te ontvluchten. De lieden van de stad werden angstig. De koning volgde hem.

Daarom vreesde Ferguut, dat hem de koning zou ontsnappen, en hij greep Galarant om 't middel, met hem worstelende. De koning viel, en Ferguut hield 't zwaard gereed. Galarant smeekte om genade. Vorstelijk zeide de witte ridder: "Heer koning! wil dan gaan ter koningin van den Rikenstene." Hij aarzelde met het uitspreken van den naam. "Galiëne is haar naam, zoo geloof ik.

Hij reed tot hem, en vroeg met moede stem, daar hij hetzelfde reeds talloos-velen had gevraagd, twijfelend, of hij wel antwoord zou ontvangen: "Hebt ge wel ooit ergens van het witte schild gehoord?" "Ja " zeide de herdersknaap verwonderd over een zoo eenvoudige vraag, "ik heb 't vele malen gezien." Ferguut viel op de knieën en dankte God. Daarna wendde hij zich tot den jongen.