United States or Nicaragua ? Vote for the TOP Country of the Week !


"Ja, dat zie ik!" riep hij, maar liep tegelijk het bosch in om den eland te zoeken. Grauwvel liep snel voor hem uit, dwars door het kreupelhout, en Karr was opnieuw bijna het spoor bijster. "Karr, Karr!" schreeuwde Grauwvel, met angstig geloei, "merk je niet, hoe het ruikt in 't bosch?" Karr bleef staan en snoof.

"Die den daar zal niet veel naalden behouden," dacht hij, en keerde zich naar den volgenden boom. Dat was ook een groote, statige den, maar die zag er ook zoo uit. "Wat kan dat wezen?" dacht Karr. "Dat is toch zonde van die mooie boomen. Die zullen gauw al hun schoonheid hebben verloren." Hij ging van den eenen boom naar den anderen, en probeerde er achter te komen, hoe 't met hen was.

Verscheidene jaren later lag Karr op een morgen te slapen op de stoep. 't Was in den voorzomer, in den tijd van de korte nachten, en 't was helder dag, hoewel de zon nog niet op was. Toen werd Karr wakker, doordat iemand hem bij zijn naam riep. "Ben jij het, Grauwvel?" vroeg Karr, want hij was gewoon, dat de eland hem bijna iederen nacht even kwam bezoeken.

Het zag er altijd bedroefd en mismoedig uit, maar, vreemd genoeg, het stond altijd haastig op, zoodra het Karr buiten het hok zag, alsof het er blij om was, dat hij kwam. Het kalf werd iederen dag erger; het groeide niet, en kon op het laatst niet eens meer opstaan, als het Karr zag.

"Ja, dat kan wel wezen, maar ik moet zeggen, dat hij toch in ieder geval een heel verstandig dier was." De jongen zweeg. De raaf hoorde niet naar hem, maar zat met den kop afgewend te luisteren naar iets anders. "Hoor," zei hij. "Karr is hier in de buurt. Nu zal hij blij zijn, als hij hoort, dat Helpmij dood is." De jongen keek naar den kant, waarvan het geluid kwam.

De fabrikant vond ook, dat Karr zich goed had gedragen, maar omdat hij in geen geval den hond terugnemen wou, wist hij eerst niet, wat hij doen moest. "Als u hem wilt nemen, en er voor instaan, dat hij zich beter gedraagt, dan tot nu toe, mag hij wel blijven leven," zei hij eindelijk. Ja, dat wilde de boschwachter wel. En zoo kwam Karr in de boschwachterswoning.

De lokstem van den Nachtegaal is een helder, gerekt "wie-d", waarmede gewoonlijk een ratelend "karr" verbonden wordt. Als hij angstig is, herhaalt hij de klank "wie-d" verscheidene malen, en voegt er slechts nu en dan den roep "karr" tusschen.

En nog moest hij twee zomers wachten. Toen eerst waren alle larven weg. Nauwlijks hoorde Karr den boschwachter zeggen, dat het bosch buiten gevaar was, of hij ging op jacht om Helpmij te zoeken. Maar toen hij in het kreupelhout kwam, ontdekte hij iets verschrikkelijks. Hij kon niet meer jagen, niet springen, zijn vijand niet meer opsporen, hij kon zelfs niet meer zien.

De fabrikant stond op de stoep, toen de boschwachter er aan kwam. "Wat in de wereld is dat voor een hond, waar de boschwachter meê aankomt?" zei hij. "Dat kan toch Karr niet zijn? Hij is toch al lang dood." Toen begon de boschwachter te vertellen van de elanden, en Karr maakte zich zoo klein, als hij maar kon, en kroop achter de beenen van den boschwachter weg om zich te verstoppen.

"Als 't iemand anders dan Helpmij was, die dat beloofde, zou ik dadelijk in ballingschap gaan," zei de eland. "Maar hoe zou nu een arme slang zoo'n macht hebben?" "'t Is natuurlijk maar pocherij," zei Karr. "Slangen doen altijd, alsof ze meer weten dan andere dieren." Toen Karr naar huis zou gaan, bracht Grauwvel hem een eind weg.