United States or Guinea-Bissau ? Vote for the TOP Country of the Week !


"We gaan trouwe!" kreet Pallieter en het zeil wierd losgeknoopt, de tjalk van kant gestooten, en daar dreef ze schuins weg naar het midden, waar ze met den loop mee statig henendreef, klaar weerspiegeld in het water. "We veere nor Marieke!" zongen Pallieter en Fransoo tot den Pastoor en Charlot, die op den Nethedijk hen achterna te kijken stonden.

"Lot ons al mor vroem kiere, 'k krijg deurst!" Zij meenden weer te keeren, maar Fransoo riep: "Ginder, de processie!" En waarachtig, in dien kletsenden regen, kwam de processie, zwart, met open regenschermen, treurig afgezakt.

Rap klom Pallieter met den honing en de bieën naar de schilderkamer van Fransoo, in 't hoogste van den molen. Fransoo's struische vrouw volgde hem lachend. De vriend stond half naakt een panoramalandschap te schilderen, in het halve licht dat door de kleine luchtgaten kwam, en waardoor men van 't midden der schilderplaats reeds den wierookblauwen einder zag.

Als Pallieter wakker werd was de honingpot omverre gevallen, en was de zon gulden aan 't zinken in een zilveren wolkenstreep. Fransoo werd omtrent met hem wakker en zei geeuwend: "Dad hee me deugd gedaan." Er wierd gelachen om den pot, waar meer dan de helft was uitgevloeid, en daarna gezwegen om den schoonen avond-dag.

Fransoo vertelde van zijn vaders peerden en koeien, die ginder lijk witte en bruine paddestoelen in den beemd aan 't grazen waren. Daarna luisterden zij naar den verwaanden graaf, die luid riep, opdat zij het zouden hooren, pochte op zijn groot omliggend grondgebied. "Zuukte nog grond bij te koepe?" vroeg Fransoo. En de jonge graaf snauwde hem in 't gezicht.

Pallieter bleef bij Fransoo niet ten achter, en die twee tikten en dronken onder het vertellen over Marieke en onder het rooken eener groote cigaar, wel vier-en half flesschen leeg, dat hunne oogen lam in het hoofd gingen staan, en zij naar hunne woorden moesten zoeken. Charlot ging boodschappen doen, en zij ledigden ieder nog een flesch ouden zwarten wijn.

De kinderen van Fransoo waren bang van de ruige venten, schreeuwden moord en brand, en vlogen naar bed. Als zij dik gegeten waren, en het nog eens hadden overgoten met ouden Diesters, zei Pallieter: "Doe nij ellen boek is ope." Zij gingen naar beneden. Fransoo's vrouw volgde. De nacht was over de aarde.

In de koelte van die boomen zat de jonge graaf van Dendersteen met een oude heer een pint te drinken. Pallieter zette zich met Fransoo daarnevens en bestelde twee pinten dobbele gersten aan de oude deftige bazin, die nog struisch was lijk een boom. Zij droeg een kanten kap, een bril en lange gouden bellen.

En Pallieter riep hem zingend terug: "Holland, Noorwege, Spanje, Ijs-en Zonland, naar Javitta, drij ure bove d'hel, 't luilekkerland, 't aap-en snotland, vlakten en berge, altij achter mijne neus! Saluu!" Petrus kroop in den wagen. Er werden kussen gegeven. "Kom hier, boschpad," lachte Fransoo, en hij overlaadde de dikke, tegenwerende Charlot met honderd dikke, natte kussen.

Ze gingen beneden bij den mulder een glasken rooden wijn drinken en Pallieter kreeg van Leonie, Fransoo's vrouw, een grooten bloemekee van safraan-oranje rozen; dat was uit dankbaarheid voor zijnen honing, en hij duwde er zijnen neus in, en deed zijn oogen toe van den deugdelijken reuk. En dan ging Pallieter met Fransoo den anderen honingpot naar 't arme gasthuis dragen.