United States or Djibouti ? Vote for the TOP Country of the Week !


Neen, als bezitting diefstal is, dan, zeg ik tegen Jans, kunnen ze jou gouwe bellen, die ik eens met een ekstra verdiende, ook wel diefstal noemen; dan kunnen ze onzen baas die als opperman is begonnen, maar die van den morgen tot den avond gewerkt heeft en nog van alles geleerd tot in den nacht toe, dan kunnen ze hém, omdat hij een kop voor tien had, óók wel een dief noemen.

Helder klonken haar stemmetjes over het besneeuwde plein. Men hoorde geen geluid van voetstappen of rijtuigen, alleen de rinkelende bellen der paarden of het rammelen van een winkeldeur. Helder klonk de blijde lach door de stilte. Johannes zag hoe een der meisjes hem aankeek en bleef nastaren. Zij had een bontmanteltje om en droeg een zwarten hoed.

Anna wilde Disa aanzetten, maar die keerde alleen de kop om en keek haar verbaasd aan. Meende ze, dat Disa niet wist, wanneer ze draven of stapvoets rijden moest? Wou ze haar soms leeren, hoe ze een slee moest trekken, haar, die al twintig jaar lang elken steen, elke brug, elken heuvel en helling hier in den omtrek kende? Intusschen klonken de bellen steeds dichterbij. "Daar is hij, daar is hij.

Anna was overtuigd, dat voor niemand de geringste reden tot blijdschap bestond, zoodat dit lachen haar onaangenaam aandeed en zij zich de ooren wilde toestoppen om hot niet te hooren. Eindelijk klonk het derde bellen, een schel fluiten, het steunen der machine, de ketting werd aangetrokken en de heer tegenover haar maakte een kruis.

Dan is er TUTEBIER, de marskramer, met zijn vroolijken straatroep: Naelden, spellen, trompen, bellen, Ic wil mijn merse hier nederstellen, Laet zien of ic vercopen can! "Hier sijn grote ende daer so cleine, "Maer ic ne vinde niet dat ic meine." "Joncfrauwe, wat spellen wildi dan? "Naelden, spellen, trompen, bellen, "Ic wil mijn merse" enz.

Op de nauwe bergpaden, die naar den Moenggalpas voeren, verdringt zich dan de bont uitgedoste bevolking, gedeeltelijk gezeten op stevige bergpaardjes met rinkelende bellen behangen, op weg naar den ouden Wachter. Reeds dagen te voren verzamelen zich de Tengger-bewoners in de Zandzee en slaan daar een tijdelijke woning op, zoodat die zandvlakte een kermisplaats zonder tenten gelijkt.

Er was geen spoor van haar overgebleven. Nooit meer kwam ze terug, en de vloek had zich voltrokken. Ze danst met de witte wiven op de belten, en ze behoort niet meer bij dit menschengeslacht. Velen hebben haar gezien ze draagt lichte, grijze kleeren. In haar ooren heeft ze prachtige bellen, schitterend van goud. Om haar hals zijn paarlen.

Maar die kleeren van de ridders en hun vrouwen zijn heel wat bonter geweest dan die van hun voorbeelden; met een naïeve opvatting van kleuren hebben ze de meest schreeuwende daarvan te samen gebracht; het is niet zeldzaam dat men een dame hoort prijzen omdat haar kleeren aan een papegaai doen denken, en de »mi-parti" klederdrachten der mannen en het dragen van bellen er op, zijn zeker Europese uitvindingen.

Ik heb den heelen avond zijn bellen gehoord; maar 't zijn geen wezenlijke bellen. Hij zal zelf wel gauw komen." En 't oude mannetje staarde door de openstaande deur van de smidse naar buiten en naar den met sterren bezaaiden blauwen hemel, die er door scheen. Een oogenblik later vloog hij op. "Zie je hem wel?" fluisterde hij. "Daar komt hij aansluipen. Zie je hem wel, daar in de open deur?"

Dan kwamen de Zwarte Zusters met hunne leerlingen en de Zusters van het gasthuis. De schoenmakers droegen de fiertere. Vóor hen stapte, traag en statig, een man, die twee groote bellen op maat deed klinken. Het magistraat en de ruiters sloten den stoet.