United States or Northern Mariana Islands ? Vote for the TOP Country of the Week !


In plaats van den 23en October 1666 met de "Espérance" naar Batavia te zeilen, konden de teleurgestelde zwervers dezen bodem met bedroefde oogen nastaren; de vereischte vergunning was uitgebleven en hoewel de vertegenwoordiger der Compagnie mondeling en schriftelijk daar om bleef aanhouden , kwam eerst den 22en October van het volgende jaar de licentie af welke aan hunne tweede gevangenschap een einde maakte en hun gelegenheid gaf denzelfden dag zich in te schepen op de zeilree liggende "Spreeuw" , waarmede zij den 28en November 1667 ten langen leste te Batavia aankwamen .

Dit raapte ik op, opende het en vond er deze woorden in geschreven: 'Het geheele brood is voor u, en Baardeloos zal er niets van meehebben!" Met deze woorden nam de jongen het brood en maakte zich uit de voeten. Wat Baardeloos betreft, hij was sprakeloos van verbazing en bleef den jongen met open mond nastaren. Het meisje, dat wijzer is dan de tsaar.

Dan zorgde hij, dat hij bij de trap was, en als ze in de zaal verdween, bleef hij haar, zijn hoofd naar den linker schouder gebogen, met zijn kleine oogen glimlachend nastaren. Hij plukte dan eens aan zijn baard en kuyerde naar zijn standplaats te-rug om het "volk" af te wachten. Drie rijtuigen hielden bijna te-gelijk voor de deur stil.

Helder klonken haar stemmetjes over het besneeuwde plein. Men hoorde geen geluid van voetstappen of rijtuigen, alleen de rinkelende bellen der paarden of het rammelen van een winkeldeur. Helder klonk de blijde lach door de stilte. Johannes zag hoe een der meisjes hem aankeek en bleef nastaren. Zij had een bontmanteltje om en droeg een zwarten hoed.

Evenmin zijt gij 't alleen die weet wat het is slecht te zijn, Ook ik wist, wat het is slecht te zijn, Ook ik verwarde mij in den eeuwigen knoop van tegenstrijdigheid, Leuterde, gevoelde schaamte, berouw, wangunst, ik loog en stal, Was valsch, toornig, geil, had begeerten die ik zelfs niet durfde uitspreken, Was grillig, ijdel, gulzig, bekrompen, sluw, lafhartig, boosaardig, De wolf, de slang, het zwijn leefden in mij, De steelsche blik, het ijdele woord, de overspelige wensch leefde in mij, Weigering, haat, uitstel, laagheid, luiheid, dit alles ontbrak mij niet, Ik was een met de anderen, was een met het leven en de gebeurlijkheid van anderen, Ik werd bij mijn streelnaam toegeroepen door heldere, luide stemmen van jonge mannen als zij mij zagen naderen of voorbijgaan, Voelde hun arm om mijn nek als ik stond, of het achteloos leunen van hun lichaam tegen het mijne als ik zat, Zag velen die ik liefhad in de straten of op de veerbooten of in openbare bijeenkomsten en sprak hun toch met geen woord van die liefde, Leefde hetzelfde leven der anderen, hetzelfde oude, lachende, knagende, slapende leven, Speelde de rol die altijd den speler of de speelster zal blijven nastaren, Altijd dezelfde oude rol, de rol die is wat wij er van maken, zoo groot als wij wenschen, Of zoo klein als wij wenschen, of beiden groot en klein tegelijk.

Nog nooit hadden zij zulke edele jongelingen aanschouwd, want tot dusverre hadden zij nooit anders dan de zwarte slaven en de ruwe visschers uit die streek gezien, zoodat het niet te verwonderen was, dat de aanblik van deze jonge ridders haar het hart sneller deed kloppen. De prinsessen bleven de gevangenen nastaren, totdat zij uit het oog verdwenen waren.

Lang kunt gij het geklikklak der bel hooren en de kar nastaren, die zich naar de leemen hut voortbeweegt, wier bemost dak zich in de verte nauwelijks van den heigrond onderscheidt. Het is mij alsof ik hier zou willen leven, voor eenen tijd.

Nu had ik ten minste het mijne gedaan om haar te behouden, ik kon haar nastaren met stille berusting, al was het met diepen weemoed. Zoo is het gekomen, Francis, dat ik geen Mr. voor mijn naam kan zetten...."

Wel zeker en ik zal hem wat papier daarbij geven; en gij moogt dit beeldje van uwe dochter behouden. Nu dank ik u, moeder, voor uw frisschen dronk, de lage zon waarschuwt mij terug te keeren. Vaartwel en leeft samen gelukkig. Toen ik een eind verder eens omkeek, zag ik het meisje, de hand boven de oogen houdend, mij staan nastaren.

Den volgenden morgen werd hij ons gewaar, terwijl wij, hoog boven hem, bezig waren tegen eene steilte op te klauteren; maar daar hij ons toen onmogelijk kon bereiken, onderwierp hij zich aan zijn lot, en bleef ons, met kloppend hart, nastaren, tot eene kromming van de rots ons aan zijn oog onttrok.