United States or South Sudan ? Vote for the TOP Country of the Week !


"O goede fee Artemisia," riep Rodolphe uit, toen de weduwe weg was, "ik zweer je, dat je tevreden zult zijn; ik zal je een goede maat dooden-lyriek geven, en mijn orthographie zal beter zijn dan die van een hertogin. O goed oudje, moge, om u te beloonen, de hemel je honderdzeven jaar laten leven evenals goede brandewijn!" "Daar kom ik tegen op!" riep Marcel uit.

En mondje dicht niemand mag weten, dat ik bij je geweest ben en je een tooverstafje gegeven heb." Toen de vriendelijke fee die woorden gezegd had, kwam er weer eene wolk voor Nellie's oogen: ze kon niets zien, en een oogenblik later was de fee weg, maar het zilveren tooverstafje was nog in de hand van Nellie. O, heerlijkheid! Wat zou nu haar eerste wensch zijn!

Je leek me daar in 't verre Europa mijn fee, de geest, de dichterlijke vleeschwording van mijn vaderland, mooie, eenvoudige, kinderlijke dochter van 't Filippijnsche land, 't heerlijke land, dat de deugden van 't Spaansche moederland vereenigt met de schoone eigenschappen van een jong volk, zooals zich in jouw wezen al het schoone van beide rassen vereenigt.

In de feeënsage die hier aan ten grondslag ligt, was het heel natuurlik dat elke ridder die opnieuw de Meester van de bron werd, ook de watergeest daarvan, de fee, zou bezitten; het wordt pas stotend en paradoksaal wanneer dit op menselike wezens overgebracht wordt.

Tot bewijs dezer stelling toont schrijver aan, dat in drie der verhalen, waarin de onthoofdingsproef voorkomt, deze dienen moet om den held te helpen in het veroveren zijner geliefde, die geen menschelijk wezen, maar eene fee is. Waartoe nu, zoo zegt schrijver, dient die beproeving bij Walewein?

Deugniet antwoordde niet, maar vloog, zoo gauw de dwerg hem op den grond zette, naar zijn moeder, om zijn gezicht, stampvoetend, in den schoot van haar japon te verbergen. "Dat kind doet graag zijn eigen zin," zei de fee. "Welaan, ik zal hem bij mijn vertrek een gave schenken, waarmee hij wel zeer ingenomen zal wezen: Ik ontsla hem voor immer, van wat hem zal mishagen.

Neen, dat had Hilda's vader in zijn haast nog niet eens gezien. Heel beleefd boog hij nu voor de fee en zei: "Ik hoop maar niet, dat U 't me erg kwalijk neemt, dat ik U niet dadelijk zag. Ik ben ook zoo boos op dat kind! Ik zal er nog grijze haren van krijgen, zoo'n verdriet heb ik van haar." "Maar wat heeft ze toch eigenlijk voor kwaads gedaan?" vroeg de fee.

Zij schreide niet en sprak geen woord ze kon enkel het uit haar armen verbannen kind met een verwilderden, ontzetten blik aanstaren, vreezend, dat haar verstand deze groote smart niet zou kunnen verwerken. Toen de morgen eindelijk was aangebroken, stond zij op en zei met vermoeide, treurige stem: "kom kind, wij zullen fee Goed-Hart gaan opzoeken; ik zal je voorspraak bij haar zijn."

Het lag zóó verborgen, en de weg was zóó moeielijk te vinden, dat hij zelf verdwaald zou zijn, als niet een fee hem een kluw katoen had gegeven, met de bijzondere eigenschap van zelf los te wikkelen als men hem vooruit wierp, en zoo den weg aan te wijzen.

"Ik wou, dat ik toch wist, waar ons kind gebleven was," zei de moeder, en de tranen rolden haar over de wangen, "'t Is nu juist een jaar geleden! Wist ik toch maar, of mijn jongen leefde of dat hij dood was." Daar sprong de deur open en de fee kwam binnen. "Hier, Moeder," riep ze, "hier is je jongen, hij leeft! Heb hem nu maar lief; hij verdient het."