United States or Mali ? Vote for the TOP Country of the Week !


Aan de voordeur gekomen zag ik, dat Amelia mij volgde. "Doe geen moeite," zeide ik, "ik zal er wel uitkomen." "Mijnheer Huyck!" zeide zij, met een bevende stem: "Vergeef mij mijn vrijpostigheid; maar ik ben zoo gewoon geraakt, altijd het ergste te vreezen. Is dit briefje wezenlijk niet van den Heer Blaek?"

"Mijnheer!" zeide Amelia, zich tot den dichter wendende: "gij zijt een man van jaren: ik bid er u om: vereenig u met mij, om dezen Heeren te verzoeken, mij te verlaten, en te vergeten dat zij mij ooit gekend hebben." "Kom Helding! gij hoort het," zeide Lodewijk, spottende: "neem mij dan bij den arm en gooi mij de deur uit."

Geheel verschillend was de indruk, welke zijn plotselinge verschijning op ons waakte. Tantes gelaat helderde op: en het was te zien, dat de komst van haar broeder haar uit een machtige verlegenheid redde: Amelia zag hem aan zonder schrik, maar met verwondering en ongerustheid, en als vermoedde zij, dat het van dien man afhing hoe haar lot zou beslist worden.

"Gij zijt een braaf mensch, Mijnheer Huyck," zeide Amelia, mij met aandoening de hand reikende: "en mijn vader, door zijn vertrouwen op u te stellen, heeft mij een nieuw bewijs gegeven, met hoeveel juistheid hij bij den eersten oogopslag de menschen weet te beoordeelen. Dan, laat ons thans niet meer spreken over hetgeen toch niet meer te veranderen is: La plainte ni la peur ne changent le destin,

"Al genoeg!" hernam Bos, met een beweging van ongeduld, en terwijl hij hem de deur wees. Reynhove haalde de schouders op, boog zich voor Amelia, gaf Bos zijn trotschen blik terug en vertrok. "Wat is de aanleiding van dit tooneel?" vroeg Bos, zoodra hij weg was: "ik had niet verwacht dat dergelijke onaangenaamheden herhaald zouden worden."

Ik eindigde mijn verhaal met een fatsoenlijk present en oordeel nu den man gewonnen te hebben. Dat hij mij met dat al te slim is, is mogelijk; doch, naar zijn houding te oordeelen, geloof ik, dat hij niets vermoedt." "Maar Papa!" zeide Amelia: "al misleidt gij Heynsz, zijt gij niet beducht, dat er hier te Amsterdam nog vele lieden zijn, die u herkennen zullen?"

"Amelia," antwoordde zij, haar vorige houding van behoedzamen argwaan hernemende. "Uw familienaam?" "Voor het oogenblik draag ik geen anderen naam dan Amelia." "En uw vader dan? Hij heeft zich Van Beveren doen noemen; maar dat is zijn naam niet: hoe heet hij?" "Hijzelf zal best in staat zijn u daarop te antwoorden." "Goed! Maar hij is hier niet. Waar bevindt hij zich thans?"

Maar welke woorden zouden in staat zijn, de verbazing, de ergernis uit te drukken, welke op het gelaat van Tante Letje te lezen stonden, toen zij, uit hetgene ter kwader ure aan Amelia ontvallen was, de waarheid inzag, en ontdekte, wie zij bij zich in huis ontvangen had.

Ik vond hier Amelia, in hetzelfde gewaad als den vorigen dag gekleed, behalve dat zij nu een muts droeg en een falie daar over heen: ook was zij met een zonnescherm voorzien. De Heer Bos liet ons alleen, en na een korten morgengroet, bleven wij, beiden zwijgend en eenigszins met onze houding verlegen, voor ons zien.

"Mijnheer uw neef raadt mijn gedachten," zeide haastig Amelia, die mijn bedoeling begreep. "O! zoo UEd. mij daaraan helpen konde: ik zou zoo gaarne werken voor hen die het behoeven.