United States or Gambia ? Vote for the TOP Country of the Week !


"Komaan dan maar, hoe eer hoe beter," zeide Lodewijk, terwijl hij den arm aan Tante Van Bempden bood; en eer ik nog gereed was, het voorbeeld te volgen, had zich die hatelijke Mof van Henriëtte, en Reynhove van Suzanna meester gemaakt, terwijl ik volgde, het jacht en zijn geheele equipage voor Sint-Felten wenschende.

Vreest UEd. een bui, Mijnheer?" vroeg Tante, met bezorgdheid, aan Reynhove: "ik smeek u, Mijnheer Blaek: laat ons dan terugkeeren." Maar Lodewijk antwoordde niets. Hij stond, bleek van spijt, op den boeier te turen, die hem reeds op zijde was.

"En tevens kwam ik mij de eer procureeren," vervolgde Reynhove, "van kennis te formeeren met den Heer en Mevrouw Huyck: een satisfactie, welke ik mij tot nog toe had moeten refuseeren, en welke het gunstigste resultaat is van dat facheus geval."

"Den Haag zou er het meeste bij verliezen," zeide Reynhove, "maar, als ik vragen mag: waarom zoude uw broeder u daar niet heenbrengen? dan had UEd. een Mentor van ondervinding bij u." "Een mooie Mentor!" riep Suzanna uit: "ik bedank u hartelijk. Wel ja! met een Broeder te reizen is ook wel een laatste toevlucht!

Kortom, ik stond op en volgde den waard naar het koepeltje, waar onze Heeren onder de flesch bijeenzaten. "Wel! ik moet zeggen," zeide Reynhove. toen hij mij zag: "het kost niet weinig moeite de eer van Mijnheers gezelschap te bekomen. Gisteravond verzoek ik u, en gij refuseert: vandaag verandert gij van idee, en dan laat gij u nog bij de ooren trekken, om ons uw sociëteit te schenken."

Beiden namen nu naast haar plaats en poogden haar toestand zoo gemakkelijk mogelijk te maken. Wat Weinstübe betrof, hij bleef liggen waar hij neergekomen was, met de ongevoeligheid van een zeeziek mensch. Weldra keerde Reynhove met Klaas terug, welke laatste nu knaphandig den boel opredderde. "Waar is de Heer Blaek?" vroeg ik, eenigzins verwonderd, dat Lodewijk niet opdaagde.

Ik had nauwelijks eenige minuten gezeten en was, bij de algemeen heerschende drukte, nog niet geholpen geworden, toen de waard in persoon naar mij toekwam en mij uit naam van Reynhove vroeg, of ik hem en aan de overige Heeren de eer aan wilde doen, mij bij hen te vervoegen. "Ik bedank Mijnheer wel voor zijn beleefdheid," antwoordde ik: "het is mij daarbinnen te vol en ik ga zoo aanstonds heen."

"Hoe!" viel ik Reynhove in de rede: "hebt gij zulke gedachten in 't hoofd?" "Uw zuster Suzanna is een plaaggeest," antwoordde hij lachende: "maar met dat al, ik zou mij hoogst gelukkig rekenen, indien zij mij levenslang tot het doel van haar plagerijen wilde nemen: wij zouden zien, wie het langst het uit zoude houden. Maar dat daargelaten, want ik heb ernstiger zaken te behandelen.

Ik heb hen nimmer teruggezien. Achttien uren later was ik te huis, in de armen mijner moeder. Ik zal niet beproeven de gewaarwordingen te beschrijven, welke ons allen bij dit wederzien bezielden. Den volgenden dag kwam Reynhove mij afhalen, om naar Mejuffrouw Blaek te gaan, die naar zijn zeggen, verlangd had, ons beiden te spreken.

"Volstrekt niet," zeide Reynhove, eenigszins verlegen over de uitlegging, die ik aan zijn woorden gaf, "ik bedoelde alleen te zeggen, dat Mejuffrouw boven alle bespotting verheven is." "Wat zeggen de Heeren Blaek toch wel over uw spoedig vertrek?" vroeg mijn moeder, een andere wending aan het gesprek willende geven.