Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 26 juni 2025


't Geronnen bloed kleeft rondsom op 't gewaad; Zijn kniën schokken aan elkandren van het beven; En naauwlijks weet zijn borst een heesch geluid te geven. Een drieste menigte vervult de Zuiderstreken. Wy streden, bogen voor hun overmacht, en weken. De zeekust staat in bloed; en Bethurs burcht vloog leêg. En Zilfa...." "Hemel, ach!

Maar ook hoe zijn hart verdeeld en getrokken zou zijn door de gedachte aan Zilfa, die hij zou kunnen veronderstellen dat, om hare bekoorlijkheden, naar Hanoch, thans den hoofdzetel en hofstad van het Reuzenrijk, vervoerd was.

Intusschen verschijnt Zilfa in het legerkamp van Segol, algemeene verbazing en bewondering, als eene Armida, door haar buitengewoon schoon verwekkend.

Daar, over de rotsen gesleept en aan een rots geketend, blijft hij van elk verlaten, behalve van Zilfa, die door een afwijzing vol verachting den haat van Exaël eindelijk ook tegen zich zelve gewekt heeft. Intusschen is het menschenheir opgebroken om Eden aan te vallen.

Zilfa zelve zal aan Segol worden toegezonden; in weerwil van Exaël, wiens dierlijke driften met de verheven genegenheid van Segol contrasteeren, maar die door de Paradijsgeesten, als door zijn goden, daartoe gedwongen wordt, met de ontzettendste teekenen.

Hy geeft een woesten schreeuw, en wrijft de scheemrende oogen, Als Zilfa op 't geluid de veldtent binnen treedt; Zy, door den boei der min aan Segols hart gesmeed! Welke droomen Beroeren u? Wat geest, wat spooksel doet u schromen? 'k Werd meê van Geesten op mijn nachtsponde aangerand, En sidderde voor u."

Maar de zorgen die hem als koning en veldheer bezig houden, doen hem zijn echtgenoot Zilfa niet vergeten, aan wie, schoon hij haar bijzijn aan zijn gewichtige plichten op kan offeren, hij eenig en op het teederst gehecht is.

Het behelst zijne eerste overwinningen, door krijgskundig beleid op blinde kracht en woede behaald; de vreugde over dit voordeel gestoord door een aanval, achter zijn leger om uit het Zuiden volvoerd, waardoor Zilfa hem ontroofd wordt; zijn besluit om aan het hoofd van een gering aantal strijders heimelijk zich naar Bethur te begeven, dat op die wijze verras is; zijn tocht daarheen en zijn ontmoeting met de jagers uit het Westen, die zijn dagvaarding als hulptroepen had opgeroepen; maar waarvan hij de helft, met zijn keurtroep door de pest aangetast, aan de oevers van den Frath achter moet laten, terwijl hij met de andere helft stuit op den zegevierenden hoop der Reuzen, die Bethur geplunderd heeft, maar door hem overwonnen en verstrooid wordt.

Dit gesprek, dat, vooral in de persoon van Zilfa, juist niet uitblinkt door een hoog epischen toon, zou noodeloos den gang van het verhaal storen, indien hier niet de kiem gelegd was der gebeurtenissen, die zich uit de jaloerschheid van Zilfa en de vurige liefde van haar gemaal tot haar, onder den invloed der in dit gedicht handelende bovenmenschelijke wezens, moesten ontwikkelen.

Maar Dido had wel wat andere reden tot klagen dan Zilfa, en daarom is haar gevoelsuitstorting hoogst aandoenlijk, en deze is het volstrekt niet. Ik moet hier de vraag stellen: hoe kon onze groote dichter die uitstorting van vrouwelijke zwakheid hier plaatsen, zoo dit karakter niet bestemd was tot een schakel in de reeks der gebeurtenissen van zijn gedicht. IIIe Zang, vs. 600, bl. 51, rl. 17 v. o.

Woord Van De Dag

verheerlijking

Anderen Op Zoek