Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 6 juni 2025
Nooit had zij 't klaarder herdacht: de gebeurtenissen lagen zonder nevel open vóor haar. Ze zag ze worden en kruipen in den tijd en te zamen bouwen het schrikkelijke ongeluk. Niets was omdoken. Ze zag heel bepaald Wiezeken's ziekte, en haar bezoek bij 't zieke kind. Ze had een poesjenel gekocht en ze had Johannes ontmoet.... Ze had Johannes ontmoet. En Wiezeken was bleeker geworden.
Lang bleef ze eer ze inslapen kon, en 's uchtends als ze wakker werd, was ze haar gekeerde nature nog niet gewend en waarde hetzelfde vreemd geluchte rond de kamer. Binst den dag liep ze met Justa de stad op en af en bestelde wat noodig was voor Wiezeken's begraving. Ze deed het smertelijke werk zonder vermoeienis. Ze was sterk. Ameye had alles opgeschreven wat ze te doen had.
Hij wringt beulenijzers in Wiezeken's kele. Ik en kan 't niet zien, waarachtig. En dan moet ze citroen nemen tot heur tanden rabauwen. De dokter zegt dat het zal overgaan. Ze zeggen dat allemaal. Maar ik weet wel dat het ongeluk hier is binnen gekomen, en dat het niet wijken zal, als Romaan niet tot inkeer geraakt. Goedele stond recht. 't Kindeken ligt in de voorkamer, zei tante Olympe.
Daar kwam een blauwe verve over Wiezeken's gezichte en haar neuzeken puntte scherp naar omhooge. Drie rimpelingen groeven een leelijke schaduw op haar voorhoofd en de hoekjes van haar mond zakten neere, haar kinne wegduwend tot een beenderig tjopken. Romaan zei: Is hier geen zeupken water voor het kind?
Goedele merkte hoe subiet op dees woord de groote woede van moeder wegschokte in een flauw ophalen van schouders. Ze zag plots wat moeder zich inbeeldde, wat, na Wiezeken's dood, stilaan een zekerheid was geworden in haar geest, en waarover ze zoo lange aan 't mijmeren zat, alleene, in haren zetel.
Ze dachten niet daaraan: het was een algemeen gevoel, dat niet tot preciese gedachten opschokte. Ze waren niet verwonderd dat het zoo werkelijk was. Hunne handen taakten hunne handen. Het water drupte nutteloos weg in Wiezeken's hals en de kilte en bracht geen beweging op het blauwe gezichtje. Aldoor blauwer werd het, en dieper, smertelijker 't gerimpel daarboven....
Ze had somtewijlen groote angsten. Ze dorst het aan haar zelve niet bekennen, dat ze Wiezeken's dood verzocht. Ze wilde dat verlangen wegjagen met een deerlijk woord, en verlangde maar gedurig naar dat ende. 't Zou 't ende zijn. Ze redeneerde dan. 's Nachts werd ze altemets wakker en voelde hare vreezen naderen, een zonderling, verwijt, dat altijd opkwam bij bange uren en haar folterde.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek